Overig | 20 april 2017
Bestand: pdf - 258.9KB
Dossier: Volle zee | Milieubescherming
Trefwoorden: Diepzeemijnbouw | Internationaal milieurecht | Milieubescherming (zie Milieuschade; zie Internationaal milieurecht) | Milieurecht (zie Internationaal milieurecht) | Scheepvaart | Visserij
Dit document bevat het rapport horende bij de Kamerbrief oceanennotitie. Het rapport richt zich op de Nederlandse beleidsuitgangspunten met betrekking tot het gezond houden van oceanen en het behouden van de mariene biodiversiteit, waaronder het implementeren van het Klimaatakkoord van Parijs.
Kamerbrief | 20 april 2017
Bestand: pdf - 42.4KB
Trefwoorden: Internationaal milieurecht | Milieubescherming (zie Milieuschade; zie Internationaal milieurecht) | Milieurecht (zie Internationaal milieurecht) | Visserij | Zeerecht
Deze Kamerbrief bevat een tegemoetkoming van het Kabinet aan de Tweede Kamer om de zichtbaarheid van het beleid ten aanzien van de bescherming en het duurzaam gebruik van internationale gebieden, waaronder internationale wateren, te vergroten. Daarnaast geeft deze notitie weer hoe het Koninkrijk invulling geeft aan Sustainable Development Goal 14 (verantwoord beheer van zeeën en oceanen) van de VN.
Kamerbrief
Overig | 30 september 2009
Bestand: pdf - 1.7MB
Dossier: Antarctica
Trefwoorden: Continentaal plateau | Territoriale claim | Territoriale soevereiniteit (zie Soevereiniteit)
Dit document bevat een Note Verbale van het Koninkrijk der Nederlanden aan de Commissie inzake de Grenzen van het Continentaal Plat (CLCS) over de submissie van Noorwegen inzake Antarctica. In de Note Verbale geeft het Koninkrijk aan dat het territoriale claims op Antarctica niet erkend en dat Noorwegen daarom ook geen soevereine rechten op het continentaal plat toekomt.
Uitspraak internationaal | 5 november 2021
Bestand: pdf - 342.7KB
Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten
Trefwoorden: Hoger beroep in strafzaken | Uitputting nationale rechtsmiddelen
Het VN BuPo Comité heeft in de zaak H.J.T. (zaak nr. 3004/2017) geoordeeld dat de beginselen van behoorlijke rechtspraak onder artikel 14, lid 5 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) niet zijn geschonden.
De zaak betreft de beginselen van behoorlijke rechtspraak, met in het bijzonder het recht om een schuldigverklaring en veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger rechtscollege overeenkomstig de wet. Het mensenrechtencomité overweegt in deze zaak dat de toegezonden kennisgeving heeft geleid tot misbruik van het recht om zodanige kennisgevingen in te zenden, aangezien verzoeker de huidige klacht na meer dan 5 jaar na uitputting van de nationale rechtsmiddelen en na meer dan drie jaar na de beslissing van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft ingediend. Daarnaast heeft hij geen uitleg heeft verschaft over deze vertraging. Derhalve oordeelt het Comité dat de klacht van verzoeker niet-ontvankelijk is op grond van artikel 3 Eerste Protocol bij het IVBPR.
Uitspraak internationaal | 18 november 2021
Bestand: pdf - 228.9KB
Dossier: Mensenrechten
Trefwoorden: Eerlijk proces | Effectief rechtsmiddel (zie Rechtsmiddel)
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak R.H.S.N. tegen Nederland (zaak nr. 585/19) besloten de zaak niet ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 35, derde lid, onder a en b, en vierde lid, van het EVRM.
De zaak betreft het recht op een eerlijk proces en het recht op daadwerkelijk rechtsmiddel (artikel 6 lid 1 en 13 EVRM) en het bijzonder de behandeling van een zaak binnen een redelijke termijn en het aanzienlijk nadeel geleden door verzoeker. Het EHRM overweegt dat er geen objectieve indicaties zijn voor het vaststellen dat verzoeker een aanzienlijk nadeel heeft geleden door de vermeende schending van artikel 6 lid 1 EVRM. Nu dit aanzienlijke nadeel niet aanwezig is, is een effectief rechtsmiddel onder artikel 13 EVRM geen vereiste. Derhalve heeft het EHRM de zaak niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 35, derde lid, onder sub a en b, en vierde lid, van het EVRM.
Commentaar | 20 december 2022
Bestand: docx - 22.6KB
Uitspraak nationaal | 9 april 2010
Bestand: pdf - 124.7KB
Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde
Trefwoorden: Nationaal recht en internationaal recht, verhouding tussen | Verdragen, implementatie | Verdragen, rechtstreekse werking
In deze uitspraak komt de Hoge Raad tot de conclusie dat artikel 7 (c) van het VN-Vrouwenverdrag (CEDAW) rechtstreekse werking toekomt. Dit heeft tot gevolg dat de Staat gehouden is om maatregelen te nemen die er daadwerkelijk toe leiden dat de SGP het passief kiesrecht aan vrouwen toekent en dat de Staat daarbij een maatregel moet inzetten die effectief is en tegelijkertijd de minste inbreuk maakt op de grondrechten van de (leden van de) SGP.
Uitspraak nationaal | 30 september 2016
Bestand: pdf - 133.8KB
Dossier: Privileges en immuniteiten
Trefwoorden: Beslag, executoriaal | Immuniteit van executie | Immuniteit van jurisdictie
De Advocaat Generaal stelt zich op het standpunt dat de Europese Octrooi Organisatie (EOO) zich terecht beroept op immuniteit van jurisdictie. Dat betekent dat de internationale organisatie niet voor de Nederlandse rechter kan worden gedaagd voor geschillen over de officiële werkzaamheden van de organisatie. De Advocaat Generaal is van oordeel dat het recht op toegang tot de rechter volgens het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens niet absoluut is.
Conclusie
Uitspraak nationaal | 1 april 2011 | Hoge Raad
Bestand: pdf - 101KB
De Hoge Raad oordeelt dat nu noch uit de tekst, noch uit de geschiedenis van de totstandkoming van het Vrouwenverdrag valt af te leiden dat de verdragsluitende Staten zijn overeengekomen dat aan art. 11 lid 2, onder b, geen rechtstreekse werking mag worden toegekend, voor het antwoord op de vraag of die verdragsbepaling rechtstreekse werking heeft, de inhoud van de bepaling beslissend is: verplicht deze de Nederlandse wetgever tot het treffen van een nationale regeling met bepaalde inhoud of strekking, of is deze van dien aard dat de bepaling in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht kan functioneren (HR 30 mei 1986, LJN AC9402, NJ 1986/688). Van belang is of een bepaling onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om door de rechter te worden toegepast. Zie essentie r.o. 3.3.3.
Arrest Hoge Raad
Uitspraak nationaal | 11 juli 2008
Bestand: pdf - 115.9KB
Dossier: Staatsimmuniteit
Trefwoorden: Immuniteit van executie | Staatsimmuniteit
In dit arrest oordeelt de Hoge Raad onder meer dat de immuniteit van executie niet absoluut is en dat staatseigendommen met een publieke bestemming in elk geval niet vatbaar zijn voor gedwongen executie.
Rechtspraak - Arrest Hoge Raad Azeta v. JCR/de Staat der Nederlanden
Toont 161 - 170 van 550 resultaten.