Rechtsgrondslag geweldgebruik

Banner - Rechtsgrondslag geweldgebruik

© ANP

Rechtsgrondslag geweldgebruik

Rechtsgrondslag geweldgebruik

Het gebruik van geweld tussen staten, en de dreiging daarmee, is niet toegestaan. Dit is vastgelegd in artikel 2, lid 4 van het VN Handvest. Hier bestaan echter uitzonderingen op, waaronder het recht op zelfverdediging op grond van artikel 51 van het VN Handvest.

De basis regel van het internationaal recht met betrekking tot vrede en veiligheid (het zogenaamde jus ad bellum), is dat geweld tussen staten is verboden. Dit is opgenomen in artikel 2, lid 4 van het VN Handvest. Hier bestaan echter ook uitzonderingen op. Uitzonderingen zijn:

  • toestemming voor geweldgebruik van het land waarin het geweld wordt gebruikt;
  • autorisatie door de Veiligheidsraad van de VN op basis van hoofdstuk VII van het VN Handvest;
  • het recht op individuele of collectieve zelfverdediging zoals vastgelegd in artikel 51 van het VN Handvest.

Het recht op zelfverdediging 

Het recht op zelfverdediging tegen een gewapende aanval is een uitzondering op het verbod op het gebruik van geweld zoals vastgelegd in artikel 2(4) van het Handvest van de Verenigde Naties (VN Handvest). Het recht op zelfverdediging is vastgelegd in artikel 51 van het VN Handvest en kan individueel of collectief worden uitgeoefend. 

De VN Veiligheidsraad heeft de bevoegdheid om de internationale vrede en veiligheid te handhaven. Staten zijn verplicht de uitoefening van hun recht op zelfverdediging te melden aan de VN Veiligheidsraad. Staten mogen geweld ter zelfverdediging gebruiken totdat de VN Veiligheidsraad noodzakelijke maatregelen heeft genomen om de internationale vrede en veiligheid te herstellen. 

Geweld ter zelfverdediging dient te voldoen aan de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit:

  • De eis van noodzakelijkheid komt er, kort gezegd, op neer dat de uit te voeren acties noodzakelijk moeten zijn om de gewapende aanval te stoppen. Dit betekent niet dat een staat alleen maar de initiële aanval mag stoppen; ook mag de onmiddellijke dreiging voor een volgende gewapende aanval worden tegengegaan. Wel valt puur punitief gebruik van geweld buiten de grenzen van noodzakelijke, en dus toelaatbare, zelfverdediging.
  • De eis van proportionaliteit bij het recht op zelfverdediging betekent dat de uit te voeren acties naar aard, omvang en intensiteit in verhouding dienen te staan tot de oorspronkelijke gewapende aanval. Daarbij gaat het om de keuze en de intensiteit van het gebruik van middelen waarmee in een zelfverdedigingsoperatie wordt gereageerd op een gewapende aanval. Daarbij wordt vooral gekeken naar de militaire (zelfverdedigings-)operatie als geheel (macro). Deze afweging is niet beperkt tot een vergelijking tussen het aantal aan beide zijden ontstane schade en gevallen (burger-)slachtoffers. 

Ongeacht de rechtmatigheid van het gebruik van geweld, is op het moment dat er sprake is van een gewapend conflict het humanitair oorlogsrecht van toepassing voor beide partijen. Het is belangrijk om het humanitair oorlogsrecht (het jus in bello) te onderscheiden van het internationaal recht over de rechtmatigheid van het gebruik van geweld door staten (het zogenaamde jus ad bellum), waartoe het recht op zelfverdediging behoort. 

Missies

Voor de uitzending van Nederlandse militairen is (in het zogenaamde Toetsingskader) het vereiste vastgelegd dat deze uitzending in overeenstemming is met het internationaal recht. Deze eis betekent dat er een rechtsgrondslag moet zijn voor de missies waaraan Nederlandse militaire eenheden deelnemen. Deze eis geldt ook voor geweldgebruik waaraan Nederland politieke steun verleent.

Zie ook

United Nations Security Council

Aankomende documenten van de VN Veiligheidsraad, Security Council Report

Geneste Applicaties

Doorzoek Rechtsgrondslag geweldgebruik

Doorzoek Rechtsgrondslag geweldgebruik

Contentverzamelaar