Inloggen Account aanvragen
Uitspraak internationaal | 19 januari 2021 | Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Dossier: Mensenrechten
Trefwoorden: Eerlijk proces
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in een arrest van de Grote Kamer in de zaak Keskin tegen Nederland (zaak nr. 2205/01) geoordeeld dat Nederland het recht op een eerlijk proces neergelegd in artikel 6, eerste lid en derde lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft geschonden. De schending is aangenomen, omdat de verdachte niet in staat was om getuigen te ondervragen die belastende verklaringen over hem hadden afgelegd in een strafrechtelijke procedure.
Zie ook EHRM
Uitspraak nationaal | 18 december 2020
Dossier: Staatsimmuniteit
Trefwoorden: Beslag, conservatoir | Immuniteit van executie | Staatsimmuniteit
In dit arrest van de Hoge Raad wordt, in para. 3.2.4, geoordeeld dat immuniteit van executie van staatseigendom niet is beperkt tot goederen waarvan de onmiddellijke bestemming een publieke is. Op grond van het volkenrecht geldt voor goederen van een vreemde staat een presumptie van immuniteit van executie, die alleen wijkt indien is vastgesteld dat de desbetreffende goederen door de vreemde staat worden gebruikt of zijn beoogd voor andere dan publieke doeleinden. Tevens oordeelt de Hoge Raad in para. 3.2.5 dat niet duidelijk is waarom als vaststaand kan worden aangenomen dat de door Samruk gehouden aandelen in KMGK een andere bestemming hebben dan een publieke bestemming. Dat de opbrengsten uit de aandelen in KMGK bestemd zijn om de nationale welvaart van Kazachstan te vergroten, wijst immers in beginsel erop dat deze een publieke bestemming hebben.
Rechtspraak - arrest Hoge Raad Kazachstan en Samruk v. Stati
Uitspraak nationaal | 20 december 2019 | Hoge Raad
Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde
Trefwoorden: Mensenrechten, directe werking | Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking)
De Hoge Raad wijst erop dat het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) de staten die bij het verdrag zijn aangesloten ertoe verplicht om voor hun ingezetenen de rechten en vrijheden te verzekeren die in het verdrag zijn vastgesteld. Art. 2 EVRM beschermt het recht op leven, en art. 8 EVRM het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven. Volgens de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is een verdragsstaat op grond van deze bepalingen verplicht om passende maatregelen te treffen, indien een reëel en ernstig risico voor het leven of het welzijn van personen bestaat en de staat daarvan op de hoogte is.
De Hoge Raad komt tot het oordeel dat de positieve verplichtingen van de artikelen 2 en 8 EVRM ook van toepassing zijn op het (mondiale) probleem van klimaatverandering. Er is volgens de Hoge Raad sprake van een voldoende reëel en ernstig risico op aantasting van het leven en welzijn van ingezetenen van Nederland als gevolg van klimaatverandering. Art. 2 en 8 EVRM dienen naar het oordeel van de Hoge Raad zo te worden uitgelegd dat landen erop kunnen worden aangesproken hun aandeel te leveren in de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Het nationale recht moet volgens art. 13 EVRM een effectief rechtsmiddel bieden om tegen een schending of dreigende schending van de door het EVRM gewaarborgde rechten op te komen.
Arrest Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:2006)
Uitspraak internationaal | 29 november 2019
Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting | Grond- en zeegebied
Trefwoorden: Grensgeschil | Internationale geschillenbeslechting, vreedzame | Rechtsmacht
In deze uitspraak komt het Internationaal Gerechtshof (IGH) tot de conclusie dat de afbakening van 14 hectare land welke onderdeel is van het geschil, toebehoren aan België. Deze uitspraak is van belang omdat het IGH benadrukt dat een verdrag dat is ontworpen om een grens vast te stellen, zou moeten worden geïnterpreteerd op een manier dat het kan leiden tot een precieze, volledige en definitieve grens.
Inbreng in juridische procedure nationaal | 28 mei 2018
Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Milieubescherming (zie Milieuschade; zie Internationaal milieurecht) | Milieuschade
Dit document betreft de pleitnota van de Nederlandse Staat in hoger beroep aangaande de rechtszaak van Urgenda tegen de Nederlandse Staat. Urgenda eist dat er in 2020 40% minder CO2 uitstoot is dan in 1990.
Uitspraak nationaal | 1 december 2017
Trefwoorden: Immuniteit van jurisdictie | Staatsimmuniteit
In dit arrest van de Hoge Raad wordt, in para. 3.6.2, bevestigd dat de Nederlandse rechter is gehouden – en niet slechts bevoegd - ambtshalve te onderzoeken of aan een vreemde staat of internationale organisatie immuniteit van jurisdictie toekomt.
Rechtspraak - arrest Hoge Raad Republiek Irak
Uitspraak internationaal | 10 juli 2017
Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting
Trefwoorden: EEZ (zie Exclusieve Economische Zone) | Jurisdictie van de kuststaat | Jurisdictie van de vlaggenstaat | Kuststaat | Schepen, vrijgeving van | Vlaggenstaat | Vrijheid van demonstratie (zie Demonstraties)
Dit document bevat de uitspraak inzake de schadevergoeding in de Arctic Sunrise arbitrage tussen Rusland en Nederland. In de uitspraak is de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld.
Uitspraak nationaal | 11 november 2016
Dossier: Bronnen internationaal recht
Trefwoorden: Handelsverdragen | Interpretatieve verklaring (zie Verklaring bij ondertekening) | Meestbegunstigingsclausule | Tewerkstelling | Verdragen, interpretatie | Vestiging, recht van
In deze uitspraak komt de Raad van State tot het oordeel dat Japanners bij de toepassing van de in het Nederlands-Japans Verdrag neergelegde meestbegunstigingsclausule geen beroep meer kunnen doen op het Nederlands-Zwitsers Tractaat, naar aanleiding van een interpretatieve verklaring van Nederland en Zwitserland ten aanzien van arbeid, verblijf en vestiging.
Uitspraak
Uitspraak nationaal | 14 oktober 2016
Trefwoorden: Beslag, conservatoir | Beslag, executoriaal | Immuniteit van executie | Staatsimmuniteit
In dit arrest van de Hoge Raad wordt, in para. 3.4.2, geoordeeld dat de eigendommen van een vreemde staat niet vatbaar zijn voor beslag en executie tenzij is vastgesteld dat de eigendommen een bestemming hebben die daarmee verenigbaar is. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de vatbaarheid voor beslag en executie ligt bij de schuldeiser of beslaglegger. De beslaglegger dient gegevens aan te dragen waarmee kan worden vastgesteld dat de goederen door de vreemde staat worden gebruikt of zijn bestemd voor andere dan publieke doeleinden. Dit arrest is onderdeel van een drietal arresten die bekend staan als de ‘Herfstarresten’.
Rechtspraak - arrest Hoge Raad de staat der Nederlanden v. Servaas
Uitspraak nationaal | 30 september 2016
Trefwoorden: Beslag | Beslag, conservatoir | Immuniteit van executie | Staatsimmuniteit
In deze prejudiciële beslissing komt de Hoge Raad tot het oordeel dat het internationaal publiekrecht de uitvoerbaarheid in Nederland beperkt van zowel conservatoire als executoriale maatregelen in die zin dat dergelijke maatregelen zijn uitgesloten tenzij en voor zover er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 19, onderdelen a tot en c, van het VN-Verdrag inzake de immuniteit van staten en hun eigendommen. Eigendommen van vreemde staten zijn niet vatbaar voor beslag en executie tenzij en voor zover is vastgesteld dat deze een bestemming hebben die daarmee niet onverenigbaar is. De bewijslast bij beslaglegging van een publieke bestemming van eigendom van vreemde staten ligt bij de beslaglegger, waarbij een presumptie van immuniteit geldt. Het toekennen van immuniteit van jurisdictie en van executie overeenkomstig internationaal publiekrecht levert geen schending op van artikel 6 EVRM.
Prejudiciële beslissing
Toont 1 - 10 van 53 resultaten.