Inloggen Account aanvragen
Inbreng in juridische procedure internationaal | 17 juli 2009
Bestand: pdf - 45.6KB
Dossier: Erkenning | Zelfbeschikking volken
Trefwoorden: Adviesbevoegdheid Internationaal Gerechtshof | Afscheiding | Erkenning | Onafhankelijkheid | Zelfbeschikkingsrecht, extern
Dit document bevat de aanvullende schriftelijke verklaring van Nederland betreffende de vraag of de proclamatie van onafhankelijkheid van Kosovo in overeenstemming is met internationaal recht, het bestaan en uitoefenen van het postkoloniale recht tot zelfbeschikking en de wettige uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht door de bevolking van Kosovo.
Inbreng in juridische procedure internationaal | 10 december 2009
Bestand: pdf - 296KB
Dit document bevat de mondelinge verklaring van Nederland over het bestaan en uitoefenen van het bestaan van het postkoloniale recht tot zelfbeschikking en de wettige uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht door de bevolking van Kosovo.
Inbreng in juridische procedure internationaal | 17 april 2009
Bestand: pdf - 1MB
Dit document bevat de schriftelijke verklaring van het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de vraag of de proclamatie van onafhankelijkheid van Kosovo in overeenstemming is met internationaal recht, het bestaan en uitoefenen van het postkoloniale recht tot zelfbeschikking en de wettige uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht door de bevolking van Kosovo.
Inbreng in juridische procedure internationaal | 16 juni 1995
Bestand: pdf - 456.2KB
Dossier: Wapens
Trefwoorden: Adviesbevoegdheid Internationaal Gerechtshof | Humanitair oorlogsrecht (zie Internationaal humanitair recht) | Kernwapens
Dit document bevat de schriftelijke inbreng van Nederland bij de adviesprocedure van het Internationaal Gerechtshof (IGH) inzake de rechtmatigheid van de dreiging en het gebruik van kernwapens (ICJ Advisory Opinion Legality of the Threat or Use of Nuclear Weapons).
Jurisprudentie | 9 april 2010 | Hoge Raad
Bestand: pdf - 120.9KB
Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde
De Hoge Raad oordeelt dat art. 7a VN-Vrouwenverdrag rechtstreekse werking heeft (in de zin van art. 93 en 94 Gw.). Het VN-Vrouwenverdrag eist dat de Staat passief kiesrecht voor vrouwen effectief verzekert. Verdrag laat Staat op dit punt geen beleidsvrijheid. Discriminatieverbod weegt, in zoverre het de kiesrechten van alle burgers waarborgt - neergelegd in art. 4 Gw., art. 25 in verband met art. 2 IVBPR en, toegespitst op de onderhavige kwestie, art. 7 Vrouwenverdrag - zwaarder dan de andere grondrechten die in het geding zijn. Staat is gehouden maatregelen te nemen die er daadwerkelijk toe leiden dat SGP passief kiesrecht aan vrouwen toekent, waarbij de Staat een effectieve maatregel moet kiezen die zo min mogelijk inbreuk maakt op de grondrechten van de SGP. Rechter niet bevoegd Staat te bevelen wetgeving in formele zin tot stand te brengen (vgl. HR 21 maart 2003, NJ 2003, 691). Voor een rechterlijk gebod tot treffen van maatregelen ter voldoening aan art. 7 Vrouwenverdrag is in beginsel evenmin plaats. Dit geldt ook voor een bevel tot stopzetting subsidie SGP. Staat handelt in strijd met art. 7, aanhef en onder a en c, VN-Vrouwenverdrag en daarmee onrechtmatig door ten aanzien van politieke partij volgens welke aan vrouwen geen passief kiesrecht toekomt voor algemeen vertegenwoordigende overheidsorganen, niet de maatregelen te nemen die art. 7, aanhef en onder a en c, van het Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van hem vergt. Zie essentie r.o. 4.4.2
Arrest Hoge Raad
Jurisprudentie | 27 juni 2001 | Internationaal Gerechtshof
Bestand: pdf - 2.8MB
Het Internationaal Gerechtshof komt op basis van de tekst van artikel 36, eerste lid, van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen tot het oordeel dat dit artikel individuele rechten creëert die voor de nationale rechter moeten kunnen worden ingeroepen. Zie essentie par. 77.
Uitspraak Internationaal Gerechtshof (IGH)
Jurisprudentie | 15 september 2004 | Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State
Bestand: pdf - 136.5KB
Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking)
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat wanneer partijen een beroep doen op een bepaling van volkenrechtelijke aard de rechter tot taak heeft om een oordeel te geven over de vraag of een correcte uitvoering en toepassing van volkenrechtelijke regels in de nationale rechtsorde heeft plaatsgevonden. De bevoegdheid van de rechter om volkenrecht toe te passen berust onder meer op de artikelen 93 en 94 van de Grondwet.
De rechter is bevoegd het volkenrecht toe te passen in de nationale rechtsorde, voorzover zich dat voor toepassing door hem leent, ook in gevallen waarin er geen strijd is met nationale wettelijke voorschriften.
Aangezien de tekst, noch de geschiedenis van de totstandkoming van de Overeenkomst aanwijzingen bevatten dat de overeenkomstsluitende partijen al dan niet rechtstreekse werking aan de bepalingen van de Overeenkomst hebben willen verlenen, is voor de beantwoording van de vraag of aan die bepalingen een zodanige werking toekomt de inhoud van die bepalingen beslissend. De bepalingen van de Overeenkomst dienen zodanig concreet en hanteerbaar te zijn dat zij door de rechter kunnen worden toegepast. In dat verband kunnen de bewoordingen, context, doel en strekking van de bepalingen en de samenhang met andere bepalingen uit de Overeenkomst worden bezien. Dat, zoals verweerder betoogt, de Overeenkomst alleen verplichtingen zou opleggen aan staten betekent niet zonder meer dat deze niet als een ieder verbindend kan worden aangemerkt. Voorzover verweerder wijst op het standpunt van de regering dat de bepalingen als richtlijnen dienen te worden beschouwd, merkt de Afdeling op dat beantwoording van de vraag of een verdrag een ieder verbindende bepalingen bevat uiteindelijk is voorbehouden aan de rechter. Zie essentie r.o. 2.2.3 – 2.2.6.
UItspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State
Uitspraak internationaal | 10 juli 2017
Bestand: pdf - 733.3KB
Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting
Trefwoorden: EEZ (zie Exclusieve Economische Zone) | Jurisdictie van de kuststaat | Jurisdictie van de vlaggenstaat | Kuststaat | Schepen, vrijgeving van | Vlaggenstaat | Vrijheid van demonstratie (zie Demonstraties)
Dit document bevat de uitspraak inzake de schadevergoeding in de Arctic Sunrise arbitrage tussen Rusland en Nederland. In de uitspraak is de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld.
Uitspraak internationaal | 26 november 2014
Bestand: pdf - 501KB
Trefwoorden: Demonstraties | EEZ (zie Exclusieve Economische Zone) | Jurisdictie van de kuststaat | Jurisdictie van de vlaggenstaat | Kuststaat | Schepen, vrijgeving van | Vlaggenstaat | Vrijheid van demonstratie (zie Demonstraties)
Dit document bevat de uitspraak inzake de rechtsmacht van het arbitraal tribunaal in de Arctic Sunrise arbitrage. In deze uitspraak bepaalt het tribunaal dat het voorbehoud van Rusland bij het VN-Zeerechtverdrag geen gevolgen heeft voor de rechtsmacht van het tribunaal.
Uitspraak internationaal | 14 augustus 2015
Bestand: pdf - 841KB
Dit document bevat de uitspraak van het arbitraal tribunaal inzake de merites in de Arctic Sunrise arbitrage. Hierin oordeelt het tribunaal dat Rusland artikelen 56 (2), 58 (1), 58 (2), 87(1)(a) en 92 (1) van het VN-Zeerechtverdrag heeft geschonden door het betreden, inspecteren en innemen van het schip de Arctic Sunrise.
Toont 51 - 60 van 91 resultaten.