Publicaties

Web content search

Web content search

Award in the arbitration regarding the Iron Rhine (IJzeren Rijn) Railway

Uitspraak internationaal | 24 mei 2005

Bestand: pdf - 616.5KB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: Arbitrage | Internationale geschillenbeslechting, vreedzame | Rechtsmacht

Dit document bevat de uitspraak in de arbitrage tussen België en Nederland inzake de verdeling van de kosten van de reactivering van de spoorverbinding IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied. Het tribunaal oordeelt dat Nederland haar wetgeving en beleid met betrekking tot de IJzeren Rijn spoorweg niet op een gunstiger manier hoeft toe te passen dan andere spoorwegen in Nederland.

Correction to the award in the arbitration regarding the Iron Rhine (IJzeren Rijn) Railway

Uitspraak internationaal | 24 mei 2005

Bestand: pdf - 91.5KB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: Arbitrage | Internationale geschillenbeslechting, vreedzame | Rechtsmacht

Dit document bevat de correctie van de uitspraak in de arbitrage tussen België en Nederland inzake de verdeling van de kosten van de reactivering van de spoorverbinding IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied. In deze correctie is op verzoek van België het woord “plan” in paragraaf 81 vervangen door het woord “works”.

Interpretation of the award in the arbitration regarding the Iron Rhine (IJzeren Rijn) Railway

Uitspraak internationaal | 20 september 2005

Bestand: pdf - 61.9KB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: Arbitrage | Internationale geschillenbeslechting, vreedzame | Rechtsmacht

Dit document bevat de uitleg van het arbitraal tribunaal van aspecten van de uitspraak, op verzoek van België, in de arbitrage tussen België en Nederland, inzake de verdeling van de kosten van de reactivering van de spoorverbinding IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied.

Judgment of the International Court of Justice on Preliminary Objections in the Case concerning Legality of Use of Force

Uitspraak internationaal | 15 december 2004

Bestand: pdf - 406.2KB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: Geweldgebruik (zie Ius ad bellum) | Geweldgebruik, collectief | Interne aangelegenheden | Rechtsmacht | Soevereiniteit | Territoriale soevereiniteit (zie Soevereiniteit)

In deze uitspraak komt het IGH tot het oordeel dat het Gerechtshof geen rechtsmacht heeft om inhoudelijk een uitspraak te doen over dit geschil, omdat Servië geen partij was bij het Statuut van het Gerechtshof op het moment dat het de procedure tegen Nederland initieerde.

Judgment of the ICJ in the North Sea Continental Shelf case

Uitspraak internationaal | 20 februari 1969

Bestand: pdf - 3.3MB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting | Grond- en zeegebied

Trefwoorden: Continentaal plateau | Gewoonterecht | Grensafbakening via equidistantie-methode | Zeegrenzen

In deze uitspraak komt het Internationaal Gerechtshof (IGH) tot de conclusie dat het gebruik van het equidistantiebeginsel voor de afbakening van de Noordzee niet leidend is tussen partijen, omdat dit principe niet kon worden aangemerkt als gewoonterecht. In deze uitspraak verduidelijkt het Hof welke vereisten er nodig zijn voordat gebruiken en gewoonten kunnen worden aangemerkt als gewoonterecht. In dit verband gaat het ook in op opinio juris.  

Judgment of ICJ Case Concerning Sovereignty over Certain Frontier Land (Belgium / Netherlands)

Uitspraak internationaal | 29 november 2019

Bestand: pdf - 1.4MB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting | Grond- en zeegebied

Trefwoorden: Grensgeschil | Internationale geschillenbeslechting, vreedzame | Rechtsmacht

In deze uitspraak komt het Internationaal Gerechtshof (IGH) tot de conclusie dat de afbakening van 14 hectare land welke onderdeel is van het geschil, toebehoren aan België. Deze uitspraak is van belang omdat het IGH benadrukt dat een verdrag dat is ontworpen om een grens vast te stellen, zou moeten worden geïnterpreteerd op een manier dat het kan leiden tot een precieze, volledige en definitieve grens.

Judgement of the ICJ Case Concerning the Application of the Convention of 1902 Governing the Guardianship of Infants (Netherlands v Sweden)

Uitspraak internationaal | 28 november 1958

Bestand: pdf - 1.2MB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: Diplomatieke bescherming | Verdragen, opvolging

In deze uitspraak komt het Internationaal Gerechtshof (IGH) tot de conclusie dat de maatregelen die Zweden neemt met betrekking tot het voogdijschap over een Zweeds-Nederlands minderjarig kind niet in strijd zijn met het Voogdijverdrag uit 1902. Deze uitspraak is van belang omdat nationaal recht voorrang kreeg boven verdragsverplichtingen. Daarnaast heeft deze uitspraak ertoe geleid dat er een nieuw verdrag is gekomen welke voogdij-verplichtingen regelt.

Uitspraak EHRM inzake Keskin tegen Nederland - schending recht op eerlijk proces

Uitspraak internationaal | 19 januari 2021 | Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Bestand: pdf - 341.5KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Eerlijk proces

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in een uitspraak van de Grote Kamer in de zaak Keskin tegen Nederland (zaak nr. 2205/01) geoordeeld dat Nederland het recht op een eerlijk proces neergelegd in artikel 6, eerste lid en derde lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft geschonden. De schending is aangenomen, omdat de verdachte niet in staat was om getuigen te ondervragen die belastende verklaringen over hem hadden afgelegd in een strafrechtelijke procedure.

Zie uitspraak Keskin v. the Netherlands, EHRM

Uitspraak EHRM Maassen tegen Nederland - schending recht op vrijheid en veiligheid

Uitspraak internationaal | 9 februari 2021

Bestand: pdf - 234.7KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Eerlijk proces | Redelijke termijn | Voorlopige invrijheidstelling

Het Europees Hof voor de Rechten van de mens (EHRM) heeft in de uitspraak in de zaak Maassen tegen Nederland (zaak nr. 10982/15) geoordeeld dat Nederland artikel 5, derde lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft geschonden.

De zaak betreft het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 5 EVRM) en in het bijzonder het derde lid over het recht op een proces binnen redelijke termijn en op invrijheidstelling in afwachting van dat proces. In deze zaak is er bij nadere beslissingen om het voorarrest niet op te heffen of te schorsen volgens het EHRM onvoldoende ingegaan op de specifieke omstandigheden, waarbij niet inzichtelijk is gemaakt dat de openbare orde verstoord zou worden als verzoeker vrij zou worden gelaten. Derhalve heeft het EHRM geoordeeld dat dit in strijd wordt geacht met artikel 5, derde lid, van het EVRM.

Uitspraak EHRM - Zohlandt tegen Nederland - schending recht op vrijheid en veiligheid

Uitspraak internationaal | 9 februari 2021

Bestand: pdf - 249.4KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Voorwaardelijke invrijheidstelling

Het Europees Hof voor de Rechten van de mens (EHRM) heeft in de uitspraak in de zaak Zohlandt tegen Nederland (zaak nr. 69491/16) geoordeeld dat Nederland artikel 5, derde lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft geschonden.

De zaak betreft het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 5 EVRM) en in het bijzonder het derde lid over het recht op een proces binnen redelijke termijn en op invrijheidstelling in afwachting van dat proces. In deze zaak is er bij nadere beslissingen om het voorarrest niet op te heffen of te schorsen volgens het EHRM onvoldoende ingegaan op de specifieke omstandigheden, waarbij niet inzichtelijk is gemaakt dat de openbare orde verstoord zou worden als verzoeker vrij zou worden gelaten. Derhalve oordeelde het EHRM dat dit in strijd wordt geacht met artikel 5, derde lid, van het EVRM.