Zoeken

Web content search

95 Zoekresultaten

Web content search
Sorteren op: Datum /

Beslissing ECSR UWE v. Nederland - schending transparantie en bevordering gelijkheid

Jurisprudentie | 6 december 2019

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Discriminatie | Gelijke rechtsbescherming (zie Toegang tot rechter; zie Non-discriminatie) | Nationale behandeling (zie Non-discriminatie)

Het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) heeft in de zaak van University Women of Europe (No. 134/2016) geoordeeld dat de artikelen 4(3), 20(c) en/of 20(d) van het Europees Sociaal Handvest (ESH) niet zijn geschonden wat betreft: (1) de erkenning en handhaving van het recht op gelijke beloning voor gelijk werk of werk van gelijke waarde, (2) het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel, (3) mensenrechteninstituten en (4) maatregelen om een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen in de besluitvorming binnen particuliere ondernemingen te waarborgen.

Het ECSR oordeelt wel dat de artikelen 4(3) en/of 20(c) ESH zijn geschonden. Namelijk, wat betreft loontransparantie oordeelt het ECSR dat werknemers in de meeste gevalleen geen volledige toegang hebben tot relevante gegevens over beloningen van werknemers. Ook is er onvoldoende meetbare vooruitgang geboekt t.a.v. het bevorderen van gelijke kansen voor vrouwen en mannen met betrekking tot gelijke beloning.

Judgment of ICJ Case Concerning Sovereignty over Certain Frontier Land (Belgium / Netherlands)

Uitspraak internationaal | 29 november 2019

Bestand: pdf - 1.4MB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting | Grond- en zeegebied

Trefwoorden: Grensgeschil | Internationale geschillenbeslechting, vreedzame | Rechtsmacht

In deze uitspraak komt het Internationaal Gerechtshof (IGH) tot de conclusie dat de afbakening van 14 hectare land welke onderdeel is van het geschil, toebehoren aan België. Deze uitspraak is van belang omdat het IGH benadrukt dat een verdrag dat is ontworpen om een grens vast te stellen, zou moeten worden geïnterpreteerd op een manier dat het kan leiden tot een precieze, volledige en definitieve grens.

Uitspraak EHRM H.J.C.K. v. Nederland – schending recht op eerlijk proces

Jurisprudentie | 28 mei 2019

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Eerlijk proces

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak H.J.C.K. (zaak nr. 23192/15) geoordeeld dat Nederland artikel 6 lid 1 en lid 3, sub c van het Verdrag (EVRM) heeft geschonden.

De zaak betreft het recht op een eerlijk proces, waarbij de verzoeker stelt dat zijn verzoek voor aanwezigheid van een advocaat tijdens het politieverhoor onterecht was afgewezen. Het EHRM concludeert dat het recht op een eerlijk proces tevens het recht op bijstand van een advocaat behelst. Dit recht kan slechts omwille van dwingende redenen worden beperkt. Er is niet gebleken dat ten tijde van de verhoren dwingende redenen bestonden om het recht op bijstand van een advocaat tijdens het verhoor te beperken. Het is aan de regering om overtuigend aan te tonen dat in de omstandigheden van het geval feitelijk geen sprake is geweest van een oneerlijk proces. Aangezien Nederland hierop geen verweer heeft gevoerd, concludeert het EHRM dat er sprake is van een schending van artikel 6 lid 1 en lid 3, sub c van het EVRM.

Zienswijze BuPo M.H. en J.H. v. Nederland – geen schending gelijkheidsbeginsel en rechten van het kind

Jurisprudentie | 26 maart 2019

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Non-discriminatie

Het Mensenrechtencomité (Comité) heeft in de zaak M.H. en J.H. (zaak nr. 2489/2014) geoordeeld dat Nederland de artikelen 23, 24 lid 1 en 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) niet heeft geschonden.

De zaak betreft de gelijkheid van vrouwen en mannen (artikel 23 IVBPR), de rechten van het kind (artikel 24 IVBPR), en de integratie van personen met een handicap (artikel 26 IVBPR). De verzoekers stellen dat de afwijzing van de aanvraag voor kinderbijslag op grond van verblijfsstatus van het kind in strijd is met het IVBPR. De aanvraag voor kinderbijslag werd toentertijd afgewezen, omdat het kind geen rechtmatig verblijf in Nederland had. Het Comité overweegt dat elk kind recht heeft op speciale beschermingsmaatregelen en dat bij elke beslissing die een kind aangaat de belangen van het kind voorop dienen te staan. Staten hebben een positieve verplichting om ervoor te zorgen dat het fysieke en mentale welzijn van kinderen wordt beschermd. Het Comité constateert dat de verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er een verband bestaat tussen de gezondheidssituatie van het kind enerzijds en de uitsluiting van het recht op kinderbijslag anderzijds. Daarom acht het Comité het niet noodzakelijk om de klachten op grond van de artikelen 23 en 26 IVBPR te behandelen en concludeert het dat er geen sprake is geweest van een schending van de artikelen 23, 24 lid 1 en 26 IVBPR.

Zienswijze BuPo E.A. en Y v. Nederland – schending rechten van het kind

Jurisprudentie | 26 maart 2019

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Statenloosheid

Het Mensenrechtencomité (Comité) heeft in de zaak E.A. en Y. (zaak nr. 2498/2014) geoordeeld dat het niet toekennen van kindgebonden budget door Nederland onverenigbaar is met artikel 24 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR).

De zaak betreft in essentie de rechten van het kind (artikel 24 IVBPR). De verzoekster (staatloos) stelt dat door het niet verlenen van een kindgebonden budget meerdere rechten van haar en die van haar kind (Y) onder het IVBPR zijn geschonden. Het Comité richt zich enkel op de vraag of de weigering van de aanvraag voor een kindgebonden budget de rechten van het kind onder artikel 24 lid 1 IVBPR schaadt. Het Comité overweegt dat elk kind recht heeft op speciale beschermingsmaatregelen en dat bij elke beslissing die een kind aangaat de belangen van het kind voorop dienen te staan. Staten hebben een positieve verplichting om deze belangen te waarborgen. Het kindgebonden budget kan onder nationaal recht in bijzondere omstandigheden worden toegekend aan personen zonder verblijfstatus (dus ook aan de verzoekster). Het Comité concludeert dat het niet toekennen van het kindgebonden budget onverenigbaar is met artikel 24 IVBPR.

Zienswijze BuPo S.Y. v. Nederland - schending recht op hoger beroep en op een effectief rechtsmiddel

Uitspraak internationaal | 27 juli 2018

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Effectief rechtsmiddel (zie Rechtsmiddel) | Hoger beroep in strafzaken

Het VN BuPo Comité heeft in de zaak S.Y. (zaak nr. 2392/2014) gesteld dat het recht op hoger beroep onder artikel 14, lid 5 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR), alleen en gelezen in samenhang met het recht op een effectief rechtsmiddel onder artikel 2, lid 5 van het IVBPR zijn geschonden.

De zaak betreft een veroordeling voor mishandeling, waar tegen in hoger beroep werd gegaan door verzoekster. Dit werd afgewezen op grond van artikel 410a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, waarin wordt bepaald dat hoger beroep tegen zaken waar het gaat om een geldboete lager dan 500 euro slechts in behandeling wordt genomen als dat nodig is in het belang van een goede rechtsbedeling (‘Verlofstelsel’). Verzoekster klaagt bij het Comité dat zij geen reële mogelijkheid heeft gekregen haar zaak door een tweede rechterlijke instantie inhoudelijk te laten beoordelen en stelt dat dit in strijd is met het recht op hoger beroep zoals vastgelegd in artikel 14 lid 5 van het IVBPR. Hierbij wijst verzoekster op het feit dat zij op het moment van instellen van hoger beroep niet beschikte over een schriftelijke uitspraak van de rechtbank en niet wist op basis van welk bewijs zij was veroordeeld. Het Comité stelt vast dat veroordeelden moeten kunnen beschikken over een schriftelijke, gemotiveerde beslissing van hun veroordeling en over voldoende informatie om hun recht op hoger beroep effectief te kunnen uitoefenen. Het Comité oordeelt dat hiervan geen sprake is geweest in het geval van verzoekster. Verder oordeelt het Comité dat onterecht is besloten het hoger beroep niet in behandeling te nemen. Om deze redenen is sprake van een schending van artikel 14 lid 5 IVBPR (recht op hoger beroep in strafzaken) alleen, en in samenhang gelezen met artikel 2 lid 3 van het IVBPR (recht op een effectief rechtsmiddel).

Pleitnota Nederlandse Staat tegen Urgenda in hoger beroep

Inbreng in juridische procedure nationaal | 28 mei 2018

Bestand: pdf - 279.7KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Milieubescherming (zie Milieuschade; zie Internationaal milieurecht) | Milieuschade

Dit document betreft de pleitnota van de Nederlandse Staat in hoger beroep aangaande de rechtszaak van Urgenda tegen de Nederlandse Staat. Urgenda eist dat er in 2020 40% minder CO2 uitstoot is dan in 1990.

Arrest Hoge Raad (Republiek Irak, Central Bank of Iraq)

Uitspraak nationaal | 1 december 2017

Bestand: pdf - 108KB

Dossier: Staatsimmuniteit

Trefwoorden: Immuniteit van jurisdictie | Staatsimmuniteit

In dit arrest van de Hoge Raad wordt, in para. 3.6.2, bevestigd dat de Nederlandse rechter is gehouden – en niet slechts bevoegd - ambtshalve te onderzoeken of aan een vreemde staat of internationale organisatie immuniteit van jurisdictie toekomt.

Rechtspraak - arrest Hoge Raad Republiek Irak

Award on Compensation in Arctic Sunrise arbitration

Uitspraak internationaal | 10 juli 2017

Bestand: pdf - 733.3KB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: EEZ (zie Exclusieve Economische Zone) | Jurisdictie van de kuststaat | Jurisdictie van de vlaggenstaat | Kuststaat | Schepen, vrijgeving van | Vlaggenstaat | Vrijheid van demonstratie (zie Demonstraties)

Dit document bevat de uitspraak inzake de schadevergoeding in de Arctic Sunrise arbitrage tussen Rusland en Nederland. In de uitspraak is de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld.

Uitspraak Raad van State in de zaak Staatssecretaris Veiligheid en Justitie v. Ohata

Uitspraak nationaal | 11 november 2016

Bestand: pdf - 103.3KB

Dossier: Bronnen internationaal recht

Trefwoorden: Handelsverdragen | Interpretatieve verklaring (zie Verklaring bij ondertekening) | Meestbegunstigingsclausule | Tewerkstelling | Verdragen, interpretatie | Vestiging, recht van

In deze uitspraak komt de Raad van State tot het oordeel dat Japanners bij de toepassing van de in het Nederlands-Japans Verdrag neergelegde meestbegunstigingsclausule geen beroep meer kunnen doen op het Nederlands-Zwitsers Tractaat, naar aanleiding van een interpretatieve verklaring van Nederland en Zwitserland ten aanzien van arbeid, verblijf en vestiging.

Uitspraak

Arrest Hoge Raad (de Staat der Nederlanden v. Servaas)

Uitspraak nationaal | 14 oktober 2016

Bestand: pdf - 87.6KB

Dossier: Staatsimmuniteit

Trefwoorden: Beslag, conservatoir | Beslag, executoriaal | Immuniteit van executie | Staatsimmuniteit

In dit arrest van de Hoge Raad wordt, in para. 3.4.2, geoordeeld dat de eigendommen van een vreemde staat niet vatbaar zijn voor beslag en executie tenzij is vastgesteld dat de eigendommen een bestemming hebben die daarmee verenigbaar is. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de vatbaarheid voor beslag en executie ligt bij de schuldeiser of beslaglegger. De beslaglegger dient gegevens aan te dragen waarmee kan worden vastgesteld dat de goederen door de vreemde staat worden gebruikt of zijn bestemd voor andere dan publieke doeleinden. Dit arrest is onderdeel van een drietal arresten die bekend staan als de ‘Herfstarresten’.

Rechtspraak - arrest Hoge Raad de staat der Nederlanden v. Servaas

Prejudiciële beslissing Hoge Raad in MSI/Gabon-zaak

Uitspraak nationaal | 30 september 2016

Bestand: pdf - 119.7KB

Dossier: Staatsimmuniteit

Trefwoorden: Beslag | Beslag, conservatoir | Immuniteit van executie | Staatsimmuniteit

In deze prejudiciële beslissing komt de Hoge Raad tot het oordeel dat het internationaal publiekrecht de uitvoerbaarheid in Nederland beperkt van zowel conservatoire als executoriale maatregelen in die zin dat dergelijke maatregelen zijn uitgesloten tenzij en voor zover er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 19, onderdelen a tot en c, van het VN-Verdrag inzake de immuniteit van staten en hun eigendommen. Eigendommen van vreemde staten zijn niet vatbaar voor beslag en executie tenzij en voor zover is vastgesteld dat deze een bestemming hebben die daarmee niet onverenigbaar is. De bewijslast bij beslaglegging van een publieke bestemming van eigendom van vreemde staten ligt bij de beslaglegger, waarbij een presumptie van immuniteit geldt. Het toekennen van immuniteit van jurisdictie en van executie overeenkomstig internationaal publiekrecht levert geen schending op van artikel 6 EVRM. 

Prejudiciële beslissing

Conclusie Procureur Generaal in geschil tussen Europese Octrooi Organisatie (EOO) en de vakbondsunie (VEOB) en de overkoepelende vakbond voor werknemers van EOO (SUEPO)

Uitspraak nationaal | 30 september 2016

Bestand: pdf - 133.8KB

Dossier: Privileges en immuniteiten

Trefwoorden: Beslag, executoriaal | Immuniteit van executie | Immuniteit van jurisdictie

De Advocaat Generaal stelt zich op het standpunt dat de Europese Octrooi Organisatie (EOO) zich terecht beroept op immuniteit van jurisdictie. Dat betekent dat de internationale organisatie niet voor de Nederlandse rechter kan worden gedaagd voor geschillen over de officiële werkzaamheden van de organisatie. De Advocaat Generaal is van oordeel dat het recht op toegang tot de rechter volgens het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens niet absoluut is.

Conclusie

Fourth Supplemental Written Pleadings in the Arctic Sunrise arbitration

Inbreng in juridische procedure internationaal | 14 maart 2016

Bestand: pdf - 2.8MB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: Demonstraties | EEZ (zie Exclusieve Economische Zone) | Jurisdictie van de kuststaat | Jurisdictie van de vlaggenstaat | Kuststaat | Schepen, vrijgeving van | Vlaggenstaat | Vrijheid van demonstratie (zie Demonstraties)

Dit document bevat de vierde aanvullende schriftelijke inbreng in de Arctic Sunrise arbitrage, waarin Nederland 15 vragen van het tribunaal beantwoord over o.a. de kosten van de rigid hull inflatable boats (RHIBs), de hoeveelheid olie die aan boord was van de Arctic Sunrise en overige gemaakte kosten.

Award on Merits in Arctic Sunrise arbitration

Uitspraak internationaal | 14 augustus 2015

Bestand: pdf - 841KB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: Demonstraties | EEZ (zie Exclusieve Economische Zone) | Jurisdictie van de kuststaat | Jurisdictie van de vlaggenstaat | Kuststaat | Schepen, vrijgeving van | Vlaggenstaat | Vrijheid van demonstratie (zie Demonstraties)

Dit document bevat de uitspraak van het arbitraal tribunaal inzake de merites in de Arctic Sunrise arbitrage. Hierin oordeelt het tribunaal dat Rusland artikelen 56 (2), 58 (1), 58 (2), 87(1)(a) en 92 (1) van het VN-Zeerechtverdrag heeft geschonden door het betreden, inspecteren en innemen van het schip de Arctic Sunrise.

Third Supplemental Written Pleadings in the Arctic Sunrise arbitration

Inbreng in juridische procedure internationaal | 25 februari 2015

Bestand: pdf - 1.7MB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: Demonstraties | EEZ (zie Exclusieve Economische Zone) | Jurisdictie van de kuststaat | Jurisdictie van de vlaggenstaat | Kuststaat | Mensenrechtenschendingen | Schepen, vrijgeving van | Vlaggenstaat | Vrijheid van demonstratie (zie Demonstraties)

Dit document bevat de derde aanvullende schriftelijke inbreng in de Arctic Sunrise arbitrage waarin Nederland 11 vragen van het tribunaal beantwoord over o.a. de toepassing door het tribunaal van artikelen 9 en 12 (2) van het IVBPR en de arrestatie van Ms. Sini Saarela en Mr. Marco Paolo Weber.

Second Supplemental Written Pleadings in the Arctic Sunrise arbitration

Inbreng in juridische procedure internationaal | 12 januari 2015

Bestand: pdf - 1.4MB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: Demonstraties | EEZ (zie Exclusieve Economische Zone) | Jurisdictie van de kuststaat | Jurisdictie van de vlaggenstaat | Kuststaat | Schepen, vrijgeving van | Vlaggenstaat | Vrijheid van demonstratie (zie Demonstraties)

Dit document bevat de tweede aanvullende schriftelijke inbreng in de Arctic Sunrise arbitrage, waarin Nederland 12 vragen van het tribunaal beantwoord over o.a. de status van een klacht bij het EHRM en de verantwoordelijkheden van Nederland als vlaggenstaat. 

Award on Jurisdiction in Arctic Sunrise arbitration

Uitspraak internationaal | 26 november 2014

Bestand: pdf - 501KB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: Demonstraties | EEZ (zie Exclusieve Economische Zone) | Jurisdictie van de kuststaat | Jurisdictie van de vlaggenstaat | Kuststaat | Schepen, vrijgeving van | Vlaggenstaat | Vrijheid van demonstratie (zie Demonstraties)

Dit document bevat de uitspraak inzake de rechtsmacht van het arbitraal tribunaal in de Arctic Sunrise arbitrage. In deze uitspraak bepaalt het tribunaal dat het voorbehoud van Rusland bij het VN-Zeerechtverdrag geen gevolgen heeft voor de rechtsmacht van het tribunaal.

Arrest Hoge Raad Staat/Nederlandse Nietrokersvereniging CAN (vrijstelling rookverbod kleine cafés)

Jurisprudentie | 10 oktober 2014 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 112.1KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Verdragen, rechtstreekse werking

Volgens de Hoge Raad dient de vraag in hoeverre een verdragsbepaling rechtstreekse werking toekomt in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, te worden beantwoord door de uitleg ervan. Die uitleg vindt plaats aan de hand van de maatstaven van de artikelen 31-33 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Indien noch uit de tekst, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis volgt dat geen rechtstreekse werking van de verdragsbepaling is beoogd is de inhoud van die bepaling beslissend. Het gaat erom dat deze onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te worden toegepast. Zie essentie in r.o. 3.5.1-3.6.4.

Arrest Hoge Raad

Supplemental Written Pleadings in the Arctic Sunrise arbitration

Inbreng in juridische procedure internationaal | 30 september 2014

Bestand: pdf - 2.8MB

Dossier: Vreedzame geschillenbeslechting

Trefwoorden: Demonstraties | EEZ (zie Exclusieve Economische Zone) | Jurisdictie van de kuststaat | Jurisdictie van de vlaggenstaat | Kuststaat | Schepen, vrijgeving van | Vlaggenstaat | Vrijheid van demonstratie (zie Demonstraties)

Dit document bevat de eerste aanvullende schriftelijke inbreng van Nederland in de Arctic Sunrise arbitrage waarin wordt ingegaan op de juridische grondslag voor schadevergoeding.