Zoeken

Web content search

310 Zoekresultaten

Web content search
Sorteren op: Datum /

Uitspraak EHRM S.L.S. v. Nederland – geen schending recht op een eerlijk proces

Jurisprudentie | 31 mei 2021

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Eerbiediging van privé leven, familie- en gezinsleven (zie Privacy) | Eerlijk proces | Toegang tot de rechter

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak S.L.S. e.a. (zaak nr. 19732/17) geoordeeld dat Nederland artikel 6 van het Verdrag (EVRM) niet heeft geschonden, waardoor het niet nodig is om de klacht over de schending van artikel 13 EVRM te beoordelen. Daarnaast verklaart het EHRM de klacht ten aanzien van artikel 8 EVRM niet-ontvankelijk.

De zaak betreft het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM), het recht op eerbiediging van privé-, familie en gezinsleven (artikel 8 EVRM) en het recht op een effectief rechtsmiddel (artikel 13 EVRM). Wat betreft artikelen 6 en 8 EVRM stellen de verzoekers dat  de elektronische kennisgeving van besluitvorming een beperking vormt van het recht op toegang tot de rechter en het recht op eerbiediging van het privé- familie en gezinsleven, omdat niet alle inwoners beschikken over een computer of internet. Wat betreft de klacht onder artikel 6 EVRM, stelt het EHRM dat het recht op toegang tot de rechter geen absoluut recht is. Het recht mag worden beperkt en moet ook gereguleerd worden door de nationale overheid. Het EHRM toetst of verzoekers een duidelijke, praktische en effectieve mogelijkheid hadden om tegen de besluitvorming in beroep te gaan. Op basis van het voorgaande oordeelt het EHRM dat er geen schending is van artikel 6 EVRM en verklaart de klacht op basis van artikel 8 EVRM niet-ontvankelijk. Daarbij is het niet nodig om de klacht over de schending van artikel 13 EVRM te beoordelen.

Uitspraak EHRM - Centrum för rättvisa tegen Zweden - schending eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie

Uitspraak internationaal | 25 mei 2021 | Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Bestand: pdf - 777.9KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Eerbiediging van privé leven, familie- en gezinsleven (zie Privacy) | Privacy | Proportionaliteitsbeginsel

Het Europees Hof voor de Rechten van de mens (EHRM) heeft in de uitspraak in de zaak Centrum för rättvisa tegen Zweden (zaak nr. 35252/08) geoordeeld dat Zweden het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie onder artikel 8 van het Verdrag (EVRM) heeft geschonden. Nederland heeft als derde-partij een reactie ingediend over een aantal punten die in algemene zin spelen bij bulk-interceptie van gegevens en dus zaakoverstijgend zijn.

De schending is aangenomen omdat het Zweedse regime voor bulk-interceptie van gegevens niet is onderworpen aan voldoende waarborgen. Het EHRM stelt dat op nationaal niveau bij elke stap in het proces een beoordeling moet plaatsvinden van de noodzaak en proportionaliteit van de te nemen maatregelen. Ook moet er voorafgaand onafhankelijk toezicht zijn voor de bulk-interceptie op het moment dat het doel en de omvang ervan bekend worden. Daarnaast moet toezicht worden gehouden op de operatie en moet er na afloop onafhankelijk toezicht zijn, aldus het EHRM. Omdat dit niet voldoende wordt gewaardborgd, gaat het Zweedse regime voor bulk-interceptie de ‘margin of appreciation’ die nationale autoriteiten hebben in dit soort situaties te buiten en was er onvoldoende waarborg tegen willekeur en misbruik. Daarom is er een schending van artikel 8 van het EVRM geconstateerd.

Zie Centrum för rättvisa tegen Zweden, EHRM

Uitspraak EHRM - Big brother watch and others tegen Verenigd Koninkrijk - schending eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie en vrijheid van meningsuiting

Uitspraak internationaal | 25 mei 2021 | Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Bestand: pdf - 1.3MB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Eerbiediging van privé leven, familie- en gezinsleven (zie Privacy) | Privacy | Vrijheid van meningsuiting

Het Europees Hof voor de Rechten van de mens (EHRM) heeft in de zaak Big Brother Watch en anderen tegen het Verenigd Koninkrijk (zaken nrs. 58170/13, 62322/14 en 24960/15) geoordeeld dat het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie onder artikel 8 en het recht op de vrijheid van meningsuiting onder artikel 10 van het Verdrag (EVRM) zijn geschonden. Nederland heeft als derde-partij een reactie ingediend over een aantal punten die in algemene zin spelen bij bulk-interceptie van gegevens en dus zaakoverstijgend zijn.

De schendingen zijn aangenomen, omdat het Britse regime voor bulk-interceptie van gegevens niet is onderworpen aan voldoende waarborgen. Dit betekent dat op nationaal niveau bij elke stap in het proces een beoordeling moet plaatsvinden van de noodzaak en proportionaliteit van de te nemen maatregelen. Ook moet er voorafgaand onafhankelijk toezicht zijn voor de bulk-interceptie op het moment dat het doel en de omvang ervan bekend worden. Daarnaast moet toezicht worden gehouden op de bulk-operatie en moet er na afloop onafhankelijk toezicht zijn. Ook biedt het Britse regime voor bulk-interceptie van gegevens onvoldoende bescherming aan vertrouwelijk journalistiek materiaal. Het EHRM heeft daarom geoordeeld dat artikelen 8 en 10 van het EVRM zijn geschonden.

Rapportage internationale mensenrechtenprocedures 2020

Overig | 18 mei 2021 | Minister van Buitenlandse Zaken

Bestand: pdf - 505.8KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Individueel klachtrecht | Mensenrechtenschendingen | Verdragsverplichtingen, materiële schending van

In het rapport zijn samenvattingen opgenomen van alle uitspraken en beslissingen van internationale mensenrechtenprocedures waarbij het Koninkrijk der Nederlanden in het jaar 2020 betrokken is geweest. In rapport is ook een overzicht opgenomen van de stand van zaken van uitspraken die door het Koninkrijk tenuitvoer moeten worden gelegd.

Uitspraak EHRM F.G.Z. v. Nederland – schending recht op vrijheid en veiligheid

Jurisprudentie | 9 mei 2021

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Voorlopige hechtenis

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak F.G.Z. (zaak nr. 69491/16) geoordeeld dat Nederland artikel 5 lid 3 van het Verdrag (EVRM) heeft geschonden.

De zaak betreft het recht op vrijheid en veiligheid. De verzoeker stelt dat er onvoldoende grond was voor verlenging van zijn voorlopige hechtenis en dat de diverse beslissingen daarover bovendien onvoldoende gemotiveerd waren. Het EHRM herhaalt onder verwijzing naar vaste jurisprudentie het uitgangspunt dat het de verantwoordelijkheid is van de nationale autoriteiten om een voorlopige hechtenis niet onredelijk lang te laten duren. In dat kader moet de rechtvaardiging voor voorlopige hechtenis altijd overtuigend worden aangetoond op grond van specifieke feiten en persoonlijke omstandigheden. Vanwege het gebrek aan een kenbare afweging van specifieke feiten en persoonlijke omstandigheden zijn de beslissingen om de voorlopige hechtenis niet op te heffen of te schorsen onvoldoende onderbouwd. Daarom concludeert het EHRM dat er sprake is van een schending van artikel 5 lid 3 EVRM.

Uitspraak EHRM M.M. v. Nederland – schending recht op vrijheid en veiligheid

Jurisprudentie | 9 mei 2021

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Voorlopige hechtenis

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak M.M. (zaak nr. 10982/15) geoordeeld dat Nederland artikel 5 lid 3 van het Verdrag (EVRM) heeft geschonden.

De zaak betreft het recht op vrijheid en veiligheid. De verzoeker stelt dat er onvoldoende grond was voor zijn voorlopige hechtenis of, subsidiair, dat de diverse beslissingen over de voortzetting van de hechtenis onvoldoende gemotiveerd waren. Het EHRM herhaalt onder verwijzing naar vaste jurisprudentie het uitgangspunt dat het de verantwoordelijkheid is van de nationale autoriteiten om een voorlopige hechtenis niet onredelijk lang te laten duren. In deze zaak is de oorspronkelijke beslissing over de voorlopige hechtenis volgens het EHRM voldoende met redenen omkleed. Daarom concludeert het EHRM dat er sprake is van een schending van artikel 5 lid 3 EVRM.

Uitspraak EHRM F.E.H. v. Nederland – schending recht op vrijheid en veiligheid

Jurisprudentie | 9 mei 2021

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Voorlopige hechtenis

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak F.E.H. (zaak nr. 73329/16) geoordeeld dat Nederland artikel 5 lid 3 en 4 van het Verdrag (EVRM) heeft geschonden.

De zaak betreft het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 5 EVRM). De verzoeker stelt dat zijn voorlopige hechtenis in strijd was met artikel 5 lid 1 en 3 van het Verdrag, omdat er onvoldoende grond was voor de verlening ervan. Ook stelt de verzoeker dat de diverse beslissingen daarover onvoldoende gemotiveerd waren. Bovendien zou het verzoek om opheffing van voorlopige hechtenis onvoldoende zorgvuldig behandeld zijn. Het EHRM benadrukt dat voorlopige hechtenis niet onredelijk lang mag duren. Vanwege het gebrek aan een kenbare afweging van specifieke feiten en persoonlijke omstandigheden zijn de beslissingen om de voorlopige hechtenis niet op te heffen of te schorsen onvoldoende onderbouwd. Daarom is sprake van een schending van artikel 5 lid 3 EVRM. Verder oordeelt het EHRM dat de periodes van 22 respectievelijk 26 dagen die de rechtbank en het gerechtshof nodig hadden om tot een beslissing te komen niet voldoen aan de eis van een tijdige behandeling. Daarom wordt ook een schending van artikel 5 lid 4 EVRM geconstateerd.

Uitspraak EHRM inzake V.K. v. Nederland - schending recht op een eerlijk proces

Jurisprudentie | 19 april 2021

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Eerlijk proces | Getuigen

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak V.K. (zaak nr. 2205/15) geoordeeld dat Nederland artikel 6 lid 1 en 3 onder d van het Verdrag (EVRM) heeft geschonden.

De zaak betreft het recht op een eerlijk proces, meer in het bijzonder het recht om belastende getuigen te ondervragen. De verzoeker is door het gerechtshof veroordeeld voor oplichting. De veroordeling is mede op basis van zes getuigenverklaringen uitgesproken. Volgens het EHRM is – wat betreft de eerste klacht – dit recht om belastende getuigen te ondervragen niet absoluut. Echter, het uitblijven van het ondervragingsrecht en diens verenigbaarheid met het recht op een eerlijk proces kan wel door het EHRM worden getoetst aan de hand van criteria. Het EHRM concludeert dat, als gevolg van de onmogelijkheid om de zeven getuigen te ondervragen, artikel 6 lid 1 en 3 onder d EVRM zijn geschonden.

Nationale Groep van het Permanent Hof van Arbitrage

Content Dossier / MLA | 2 april 2021

Dossier: Nationale Groep van het Permanent Hof van Arbitrage

Het Permanent Hof van Arbitrage (PHA) is het eerste permanente internationale mechanisme voor de vreedzame beslechting van geschillen tussen staten. Het is opgericht onder twee in Den Haag tot ...

Hoe is het Internationaal Strafhof samengesteld?

Veelgestelde vragen | 8 maart 2021

Dossier: Individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid

Het Internationaal Strafhof is opgericht bij verdrag, het Statuut van Rome. Het Statuut benoemt in artikel 34 de volgende organen van het Strafhof: Presidium afdelingen ...

Wat is de bevoegdheid van het Internationaal Strafhof?

Veelgestelde vragen | 8 maart 2021

Dossier: Individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid

Het in 2002 in Den Haag gevestigde Internationaal Strafhof is opgericht bij verdrag, het Statuut van Rome. In januari 2021 telde het Statuut 123 verdragspartijen, zie The States ...

Landsgrenzen

Content Dossier / MLA | 14 januari 2021

Dossier: Landsgrenzen

Het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden grenst niet alleen aan dat van Duitsland en België maar ook aan dat van Frankrijk: Sint Maarten en Saint Martin zijn buurlanden. En niet alleen ...

Zeegrenzen

Content Dossier / MLA | 14 januari 2021

Dossier: Zeegrenzen

Nederland heeft meerdere grenzen op zee. Deze grenzen bakenen maritieme zones af, waar Nederland bepaalde rechten heeft. Bijvoorbeeld om bodemschatten te exploiteren of schepen te controleren. ...

Arrest Hoge Raad (Kazachstan en Samruk v. Stati)

Uitspraak nationaal | 18 december 2020

Bestand: pdf - 150.1KB

Dossier: Staatsimmuniteit

Trefwoorden: Beslag, conservatoir | Immuniteit van executie | Staatsimmuniteit

In dit arrest van de Hoge Raad wordt, in para. 3.2.4, geoordeeld dat immuniteit van executie van staatseigendom niet is beperkt tot goederen waarvan de onmiddellijke bestemming een publieke is. Op grond van het volkenrecht geldt voor goederen van een vreemde staat een presumptie van immuniteit van executie, die alleen wijkt indien is vastgesteld dat de desbetreffende goederen door de vreemde staat worden gebruikt of zijn beoogd voor andere dan publieke doeleinden. Tevens oordeelt de Hoge Raad in para. 3.2.5 dat niet duidelijk is waarom als vaststaand kan worden aangenomen dat de door Samruk gehouden aandelen in KMGK een andere bestemming hebben dan een publieke bestemming. Dat de opbrengsten uit de aandelen in KMGK bestemd zijn om de nationale welvaart van Kazachstan te vergroten, wijst immers in beginsel erop dat deze een publieke bestemming hebben.

Rechtspraak - arrest Hoge Raad Kazachstan en Samruk v. Stati

Polaire Strategie 2021-2025

Overig | 18 december 2020

Bestand: pdf - 783.6KB

Dossier: Antarctica | De Noordpool

Trefwoorden: Internationaal milieurecht | Wetenschappelijk onderzoek

Dit document bevat de Nederlandse Polaire Strategie voor de periode 2021-2025. De strategie beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen in de poolgebieden op het gebied van o.a. geopolitiek, klimaat en economische ontwikkelingen, en de relevantie daarvan voor Nederland. Het Nederlands polair beleid stoelt al geruime tijd op drie kernbegrippen: duurzaamheid, internationale samenwerking en wetenschappelijk onderzoek. De strategie geeft weer hoe Nederland de komende jaren betrokken wil zijn bij de ontwikkelingen en hoe Nederland zijn doelen nastreeft.

Voormalig Juridisch Adviseur Adriaan Bos overleden

CIR Nieuwsbericht | 20 november 2020 | Bron: CIR

Vandaag bereikte ons het droevige bericht dat voormalig Juridisch Adviseur van het Ministerie van Buitenlandse Zaken Adriaan Bos op 19 november 2020, is overleden.

Zienswijze BuPo D.Z. v. Nederland – schending recht op nationaliteit en effectief rechtsmiddel

Uitspraak internationaal | 19 oktober 2020

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Effectief rechtsmiddel (zie Rechtsmiddel) | Nationaliteit | Statenloosheid

Het Mensenrechtencomité (Comité) heeft in de zaak D.Z. (zaak nr. 2918/2016) geoordeeld dat Nederland artikel 24 lid 3 alleen en in samenhang met artikel 2 lid 3 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) heeft geschonden.

De zaak betreft het recht van een minderjarige op het verwerven van een nationaliteit (artikel 24 IVBPR) en het recht op een effectief rechtsmiddel (artikel 2 lid 3 IVBPR). De verzoeker stelt dat deze rechten zijn geschonden, omdat hij geen reële mogelijkheid heeft om een nationaliteit te verkrijgen. De verzoeker stelt dat de bescherming tegen statusloosheid onvoldoende is, omdat (i) er geen procedure is voor het vaststellen van statenloosheid en (ii) dat er geen andere maatregelen zijn ter voorkoming en vermindering van statusloosheid bij kinderen. Het Comité overweegt dat artikel 24 IVBPR ieder kind recht geeft op speciale beschermingsmaatregelen vanwege zijn minderjarigheid, waarbij het belang van het kind het uitgangspunt behoort te zijn. Het Comité wijst erop dat staten verplicht zijn om alle passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat elk kind een nationaliteit heeft wanneer het wordt geboren. Het Comité concludeert dat, op basis van de feiten, artikel 24 lid 3 IVBPR alleen en in samenhang met artikel 2 lid 3 IVBPR zijn geschonden.

Written comments of Austria on the Draft Treaty 2020

Commentaar | 30 september 2020

Bestand: pdf - 482.2KB

Nederland stelt Syrië aansprakelijk voor mensenrechtenschendingen

Content Dossier / MLA | 18 september 2020

Dossier: Aansprakelijkstelling Syrië door Nederland

Nederland heeft op 18 september 2020 Syrië aansprakelijk gesteld voor grove mensenrechtenschendingen, foltering in het bijzonder. Met een diplomatieke nota is Syrië van dit besluit op de hoogte ...

Nederland stelt Syrië aansprakelijk voor mensenrechtenschendingen (pdf)

Kamerbrief | 18 september 2020

Bestand: pdf - 40.3KB

Dossier: Aansprakelijkstelling Syrië door Nederland

Trefwoorden: Internationale geschillenbeslechting, vreedzame | Mensenrechten | Staatsaansprakelijkheid (zie Aansprakelijkheid, Staats-)

In deze Kamerbrief is vermeld dat Nederland via een diplomatieke nota Syrië aansprakelijk heeft gesteld voor grove mensenrechtenschendingen en foltering in het bijzonder. Nederland heeft Syrië gewezen op de internationale verplichtingen die het heeft om de schendingen te beëindigen en slachtoffers volledig rechtsherstel te bieden. Nederland heeft Syrië gevraagd in onderhandeling te treden. Als geen overeenstemming wordt bereikt tussen de landen, zal Nederland de zaak voorleggen aan een internationale rechter. Het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing van 1984, dat door Syrië in 2004 werd geratificeerd biedt hiervoor een rechtsgrondslag.

Kamerbrief (Tweede-Kamer, 32623, nr. 301)

Kamerbrief voornemen interventie Nederland-Canada (pdf)

Kamerbrief | 2 september 2020

Bestand: pdf - 46.6KB

Dossier: Interventie Gambia v. Myanmar Internationaal Gerechtshof

Trefwoorden: Accountability | Genocide | Internationale geschillenbeslechting, vreedzame

De minister van Buitenlandse Zaken informeert de Tweede Kamer over de intentie van Nederland en Canada om te interveniëren in de zaak van Gambia tegen Myanmar onder artikel 63 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof. Een dergelijke inspanning is in lijn met de Nederlandse inzet op het tegengaan van straffeloosheid middels vervolging en berechting van de meest ernstige misdrijven en uiteindelijk op gerechtigheid en genoegdoening voor slachtoffers.

Kamerbrief (Tweede-Kamer, 32735, nr. 310)

Rapport Geweldsmonopolie en piraterij

Advies overig | 4 juni 2020

Bestand: pdf - 1MB

Dossier: Piraterijbestrijding

Trefwoorden: Piraterij | Scheepvaart | Terrorismebestrijding

Dit document bevat het rapport van de Adviescommissie gewapende particuliere beveiliging tegen piraterij inzake geweldsmonopolie en piraterij.

Rapportage internationale mensenrechtenprocedures 2019

Overig | 1 juni 2020

Bestand: pdf - 374.6KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Individueel klachtrecht | Mensenrechtenschendingen | Verdragsverplichtingen, materiële schending van

De rapportage geeft een overzicht van de Nederlandse betrokkenheid in internationale mensenrechtenprocedures in 2019 alsmede activiteiten in het verlengde daarvan, inclusief verdragsrapportages onder VN-mensenrechtenverdragen.

De Noordpool

Content Dossier / MLA | 12 mei 2020

Dossier: De Noordpool

Het Noordpoolgebied heeft geen duidelijk omschreven geografische grens. Vaak wordt de Noordpool aangegeven als het gebied boven de poolcirkel, maar ook het gebied ten noorden van de 10°C isotherm ...

Draft Convention MLA initiative March 2020

Document | 25 maart 2020

Bestand: pdf - 1.4MB

Draft Convention MLA initiative March 2020

Document | 25 maart 2020

Bestand: pdf - 1.3MB

Draft Convention MLA initiative March 2020

Document | 25 maart 2020

Bestand: pdf - 1.2MB

Written comments of Greece on the Draft Convention 2020

Commentaar | 20 maart 2020

Bestand: pdf - 257.3KB

Written comments of Norway on the Draft Convention 2020

Commentaar | 20 maart 2020

Bestand: pdf - 1.7MB