Inloggen Account aanvragen
Overig | 1 januari 2003 | WODC
Bestand: pdf - 3MB
Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde
Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking)
Het onderzoek richtte zich op de doorwerking van de bepalingen van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) in de Nederlandse rechtspraak. In het rapport wordt een overzicht gegeven van en commentaar gegeven bij de relevante rechtspraak tot en met jaar 2001.
Onderzoeksrapport
Jurisprudentie | 29 november 2002 | Hoge Raad
Bestand: pdf - 92.8KB
Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Verdragen, rechtstreekse werking
Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat een bepaling wil deze voor rechtstreekse werking in aanmerking komen de belangen van een individu dient te beschermen. De Hoge Raad verwijst naar de conclusie van de AG. Kern van de opvatting van de AG is dat het volkenrechtelijke agressieverbod, zoals vastgesteld in artikel 2 lid 4 van het Handvest van de Verenigde Naties, zich uitsluitend tot staten richt en dat uitsluitend staten de naleving van het verbod kunnen inroepen. Zie essentie r.o. 3.5. en paragraaf 30 van de conclusie van de A-G.
Arrest Hoge Raad
Conclusie A-G
Uitspraak nationaal | 18 september 2001 | Hoge Raad
Bestand: pdf - 125.5KB
De Hoge Raad komt tot het oordeel dat uit art. 94 Grondwet volgt dat binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. In deze bepaling is, voorzover hier van belang, tot uitdrukking gebracht dat de rechter het in art. 16 Grondwet en art. 1, eerste lid, Sr vervatte verbod tot het verlenen van terugwerkende kracht wel dient te toetsen aan verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties, doch dat niet mag doen aan ongeschreven volkenrecht. Deze uitleg strookt met de geschiedenis van de totstandkoming van art. 94 Grondwet. Daartoe wordt verwezen naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat tot die bepaling heeft geleid (Kamerstukken II 1977-1978, 15 049 (R 1100), nr. 3, blz. 11 e.v.). De Hoge Raad komt tot de conclusie dat het de rechter niet vrijstaat de Uitvoeringswet folteringverdrag - die daarin niet voorziet - buiten toepassing te laten wegens strijd met dat ongeschreven volkenrecht. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van art. 94 Grondwet heeft de grondwetgever toepassing van ongeschreven volkenrecht indien deze toepassing zou botsen met nationale wettelijke voorschriften, niet willen aanvaarden. Zie essentie in r.o. 4.4.1., 4.4.2. en 4.6.
Jurisprudentie | 27 juni 2001 | Internationaal Gerechtshof
Bestand: pdf - 2.8MB
Het Internationaal Gerechtshof komt op basis van de tekst van artikel 36, eerste lid, van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen tot het oordeel dat dit artikel individuele rechten creëert die voor de nationale rechter moeten kunnen worden ingeroepen. Zie essentie par. 77.
Uitspraak Internationaal Gerechtshof (IGH)
Memorie van toelichting | 1 januari 1977 | Tweede Kamer
Bestand: pdf - 2.7MB
In de Memorie van Toelichting is uiteengezet dat uitbreiding van het toetsingsrecht van de rechter tot het terrein van het ongeschreven volkenrecht (gewoonterecht) uit praktisch oogpunt bezwaarlijk is, omdat over de inhoud van dit recht vaak onzekerheden bestaan. Hierdoor zouden grondwettelijke bevoegdheden van regering en parlement kunnen worden gefrustreerd.
Memorie van Toelichting (TK 1977-1978, nr. 3, pag. 12 e.v.)
Toont 16 - 20 van 20 resultaten.