Zoeken

Web content search

320 Zoekresultaten

Web content search
Sorteren op: Datum /

MLA Draft Convention - ENG CLEAN (12-2022)

Document | 20 december 2022

Bestand: pdf - 1.7MB

MLA Draft Convention - FRA CLEAN

Document | 20 december 2022

Bestand: pdf - 2.2MB

MLA Draft Convention - ENG TRACKS

Document | 20 december 2022

Bestand: pdf - 1.8MB

Antwoorden op Kamervragen over de VN-conferentie over het wereldzeeënverdrag

Antwoorden op Kamervragen | 21 juni 2022

Dossier: Volle zee

Trefwoorden: Milieubescherming (zie Milieuschade; zie Internationaal milieurecht) | Volle zee

Dit document bevat de antwoorden op Kamervragen over de onderhandelingen over en mondiaal verdrag ter bescherming van biodiversiteit in zeegebieden buiten de nationale rechtsmacht van kuststaten (Biodiversity Beyond National Jurisdiction; BBNJ-proces). De antwoorden gaan onder meer in op de Nederlandse inzet voor de onderhandelingen en ambities voor het uiteindelijke verdrag.

Kabinetsreactie op het AIV/CAVV advies inzake autonome wapens

Kamerbrief | 17 juni 2022

Bestand: pdf - 655KB

Dossier: Wapens

Trefwoorden: Militair materieel (zie Strategische goederen; zie Wapens)

Dit document bevat de Kabinetsreactie op het AIV/CAVV advies ‘Autonome wapensystemen: Het belang van reguleren en investeren'. In deze reactie apprecieert het kabinet puntsgewijs de aanbevelingen en licht het de hernieuwde inzet toe.

Antwoorden op Kamervragen over de VN Intergovernmental Conference on Marine Biodiversity of areas Beyond National Jurisdiction (BBNJ)

Antwoorden op Kamervragen | 22 maart 2022

Dossier: Volle zee

Trefwoorden: Milieubescherming (zie Milieuschade; zie Internationaal milieurecht) | Volle zee

Dit document bevat de antwoorden op Kamervragen over de onderhandelingen over en mondiaal verdrag ter bescherming van biodiversiteit in zeegebieden buiten de nationale rechtsmacht van kuststaten (Biodiversity Beyond National Jurisdiction; BBNJ-proces). De antwoorden gaan onder meer in op de staat van de oceanen, de onderhandelingen en de doelen van het uiteindelijke verdrag. Dit document bevat de antwoorden op Kamervragen over de onderhandelingen over en mondiaal verdrag ter bescherming van biodiversiteit in zeegebieden buiten de nationale rechtsmacht van kuststaten (Biodiversity Beyond National Jurisdiction; BBNJ-proces). De antwoorden gaan onder meer in op de staat van de oceanen, de onderhandelingen en de doelen van het uiteindelijke verdrag.

Uitspraak EHRM inzake Gręzda tegen Polen - schending recht op toegang tot de rechter

Uitspraak internationaal | 15 maart 2022

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Toegang tot de rechter

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak Grzęda t. Polen (zaak nr. 43572/18) geoordeeld dat er een schending was van het recht op een eerlijk proces onder artikel 6 lid 1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De verzoeker is een rechter bij het Administratief Hooggerechtshof en verkozen tot lid van de Nationale Raad voor de Rechterlijke Macht. Zijn ambtstermijn als lid hiervan werd echter in 2018 voortijdig beëindigd na de inwerkingtreding van nieuwe wetgeving in het kader van grootschalige justitiële hervormingen. Onder artikel 6 lid 1 EVRM voert verzoeker aan dat hem de toegang tot een rechter is ontzegd om de voortijdige beëindiging van zijn ambt aan te vechten. Het EHRM benadrukt het volledig bewust is van de verzwakking van de rechterlijke onafhankelijkheid en de normen van de rechtsorde als gevolg van de hervormingen van de Poolse regering. Daarnaast moeten procedurele waarborgen beschikbaar zijn voor het ontheffen van een rechterlijk lid van de Nationale Raad voor de Rechterlijke Macht uit zijn functie. Door het ontbreken daarvan is het recht van verzoeker op toegang tot een rechter onder artikel 6 lid 1 EVRM geschonden.

Kamerbrief afgifte vergunning voor de export van militaire goederen aan Oekraïne

Kamerbrief | 27 februari 2022

Bestand: pdf - 179.6KB

Dossier: Vrede en veiligheid | Wapens

Trefwoorden: Militair materieel (zie Strategische goederen; zie Wapens) | Sancties, collectieve | Wapenhandel, wapenleveranties, wapenexport

De minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie hebben de Kamer, mede namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, geïnformeerd over de additionele levering van militaire goederen aan Oekraïne en de humanitaire hulpinspanningen van Nederland aan slachtoffers van de oorlog in Oekraïne.

Kamerbrief stand van zaken ontwikkelingen in en rondom Oekraïne

Kamerbrief | 26 februari 2022

Bestand: pdf - 619.4KB

Dossier: Vrede en veiligheid | Rechtsgrondslag geweldgebruik

Trefwoorden: Consulaire taken | Cyber | Geweldgebruik (zie Ius ad bellum) | Geweldverbod (zie Ius ad bellum) | Humanitair oorlogsrecht (zie Internationaal humanitair recht) | Militair materieel (zie Strategische goederen; zie Wapens) | Sancties, collectieve

De minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie hebben de Kamer, mede namens de minister van Financiën, de minister van Justitie en Veiligheid, de minister van Economische Zaken & Klimaat, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, doro middel van deze Kamerbrief geinformeerd over de kabinetsinzet naar aanleiding van de schokkende gebeurtenissen in Oekraïne en de implicaties van deze daad van agressie van Rusland.

Het kabinet gaat in deze Kamerbrief in op de actuele situatie in Oekraïne, de appreciatie van de Russische invasie, de internationale reactie en de houding van bondgenoten, de consequenties en internationale opvolging, de sanctiepakketten, de impact van deze pakketten, de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging, de levering van militaire goederen, de consulaire stand van zaken en de humanitaire situatie (incl. vluchtelingen). 

Uitspraak EHRM – S. v. Denemarken – schending recht op privéleven

Uitspraak internationaal | 28 december 2021

Bestand: pdf - 1MB

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Eerbiediging van privé leven, familie- en gezinsleven (zie Privacy) | Foltering, verbod

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak S. tegen Denemarken (zaak nr. 57467/15) geoordeeld dat er sprake was van een schending van artikel 8 van het Verdrag (EVRM). Nederland heeft als derde-partij een reactie ingediend over een aantal algemene punten die zaakoverstijgend zijn.

De zaak betreft het verbod op foltering (artikel 3 EVRM) en het recht op het privéleven (artikel 8 EVRM). Wat betreft artikel 3 EVRM overweegt het EHRM dat in de onderhavige zaak niet is aangetoond dat de uitzetting van verzoeker naar Turkije een blootstelling aan een ernstige, snelle en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand resulterend in intens lijden zou opleveren, laat staan aan een significante vermindering van de levensverwachting. Het EHRM komt daarom tot de conclusie dat de hoge drempel voor toepassing van artikel 3 EVRM in dit geval niet wordt gehaald. In de beoordeling van de klacht onder artikel 8 EVRM constateert het Hof dat er door de Deense rechtbanken onvoldoende rekening was gehouden met enerzijds de gewijzigde persoonlijke omstandigheden in de periode van tussen 2009 en 2015 en anderzijds de persoonlijke band die verzoeker heeft met Denemarken. Om die redenen concludeert het EHRM dat er geen voldoende zorgvuldige en proportionele belangenafweging heeft plaatsgevonden. Derhalve heeft het EHRM geoordeeld dat er geen sprake was van een schending van artikel 3 EVRM, maar wel een schending van artikel 8 EVRM.

Hoofdlijnen voor een voordrachtsprocedure voor kandidaten voor de commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV)

Overig | 9 december 2021

Bestand: pdf - 114.1KB

Dossier: Nationale Groep van het Permanent Hof van Arbitrage

Trefwoorden: Arbitrage | Geschillenbeslechting (zie Internationale geschillenbeslechting) | Vreedzame geschillenbeslechting (zie Int. geschillenbeslechting, vreedzame)

Dit document bevat de hoofdlijnen voor een voordrachtsprocedure voor kandidaten voor de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV).

Overview of the recruitment and selection procedure followed by the Dutch National Group in the Permanent Court of Arbitration in respect of candidates for international positions nominated by the Netherlands

Overig | 9 december 2021

Bestand: pdf - 69.2KB

Dossier: Nationale Groep van het Permanent Hof van Arbitrage

Trefwoorden: Arbitrage | Geschillenbeslechting (zie Internationale geschillenbeslechting) | Vreedzame geschillenbeslechting (zie Int. geschillenbeslechting, vreedzame)

This document sets out the recruitment and selection procedure that will be followed by the Dutch National Group in the Permanent Court of Arbitration in respect of candidates for international positions nominated by the Netherlands.

Hoofdlijnen voor een werving-en selectieprocedure van door Nederland voor te dragen kandidaten voor internationale posities door de Nederlandse Nationale Groep van het Permanent Hof van Arbitrage

Overig | 9 december 2021

Bestand: pdf - 69KB

Dossier: Nationale Groep van het Permanent Hof van Arbitrage

Trefwoorden: Arbitrage | Geschillenbeslechting (zie Internationale geschillenbeslechting) | Vreedzame geschillenbeslechting (zie Int. geschillenbeslechting, vreedzame)

Dit document bevat de hoofdlijnen voor een werving- en selectieprocedure van door Nederland voor te dragen kandidaten voor internationale posities door de Nederlandse Nationale Groep van het Permanent Hof van Arbitrage.

Wanneer is sprake van genocide?

Veelgestelde vragen | 6 december 2021

Dossier: Individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid

De definitie van genocide is vastgelegd in artikel II van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide. Een gelijkluidende definitie is te vinden in artikel 6 van het ...

Beslissing EHRM – W.P.W. tegen Nederland – niet ontvankelijk

Uitspraak internationaal | 2 december 2021

Bestand: pdf - 282.7KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Bewegingsvrijheid (zie Reisbeperkingen; zie Vrijheid van verplaatsing) | Eerbiediging van privé leven, familie- en gezinsleven (zie Privacy) | Eerlijk proces

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak W.P.W. tegen Nederland (zaak nr. 57294/16) besloten de zaak niet ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 35, derde lid, onder a, en vierde lid, van het EVRM.

De zaak betreft het recht op het privéleven (artikel 8 EVRM), de vrijheid van beweging (artikel 2 Protocol Nr. 4 EVRM), het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) en het recht op daadwerkelijk rechtsmiddel (artikel 13 EVRM). Het EHRM overweegt dat voor de inbreuk op de rechten onder artikel 8 EVRM sprake is van een legitiem doel, omdat vingerafdrukken worden afgenomen en bewaard om identiteitsfraude en vervalsing van paspoorten tegen te gaan. Over de noodzakelijkheid concludeert het EHRM dat het vermoeden van gelijkwaardige bescherming van mensenrechten door de EU van toepassing is en de bescherming van EVRM-rechten in de huidige casus niet duidelijk tekort is geschoten. Derhalve heeft het EHRM de zaak niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 35, derde lid, onder a, en vierde lid, van het EVRM.

Beslissing EHRM – H.G.D.W. v. Nederland – geen schending recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst

Uitspraak internationaal | 2 december 2021

Bestand: pdf - 306.7KB

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst

Het Europees Hof voor de Rechten van de mens (EHRM) heeft in de zaak H.G.D.W. v. The Netherlands (zaak nr. 9476/19) geoordeeld dat het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst onder artikel 9 van het Verdrag (EVRM) niet geschonden is.

Verzoekster stelt in deze zaak dat er inbreuk is gemaakt op haar vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst onder artikel 9 EVRM. De centrale vraag in deze zaak is of de Kerk van het Vliegend Spaghetti Monster valt onder artikel 9 EVRM. Het EVRM overweegt in deze zaak dat een godsdienst of geloofsovertuiging, onder artikel 9 EVRM, een zeker niveau aan overtuigingskracht, ernst, samenhang en belang bereikt moet hebben. Gezien het parodiërende karakter van de Kerk van het Vliegend Spaghetti Monster is dit niet het geval en is er geen sprake van een godsdienst of geloofsovertuiging in de zin van artikel 9 EVRM. Derhalve oordeelt het EHRM dat de Kerk van het Vliegend Spaghetti Monster niet valt onder artikel 9 EVRM. Het EHRM verklaart de klacht van verzoekster kennelijk ongegrond en niet-ontvankelijk.

Zienswijze CAT – D.B. v. Nederland – geen schending verbod op foltering

Uitspraak internationaal | 19 november 2021

Bestand: pdf - 432KB

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Foltering, verbod

Het VN Comité tegen Foltering (CAT) heeft in de zaak D.B. (zaak nr. 824/2017) geoordeeld dat de uitzetting van verzoekster geen schending van het verbod op foltering onder artikel 3 van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (CAT) zal opleveren. 

De zaak betreft het verbod op foltering en in het bijzonder het gevaar op foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing bij uitzetting. Het Comité overweegt in deze zaak dat verzoekster onvoldoende  heeft aangetoond dat zij een reëel, persoonlijk en voorzienbaar risico loopt op foltering. Gezien de tegenstrijdige en onaannemelijke verklaringen met betrekking tot de aard van haar asielaanvraag heeft verzoekster niet kunnen het Comité niet ervan kunnen overtuigen dat zij het risico loopt op vrouwelijke genitale verminking bij uitzetting naar Guinee. Derhalve oordeelt het Comité dat er bij uitzetting van verzoekster naar Guinee geen schending zal plaatsvinden van artikel 3 CAT.

Beslissing EHRM – R.H.S.N. v. Nederland – geen schending recht op een eerlijk proces en effectief rechtsmiddel

Uitspraak internationaal | 18 november 2021

Bestand: pdf - 228.9KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Eerlijk proces | Effectief rechtsmiddel (zie Rechtsmiddel)

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak R.H.S.N. tegen Nederland (zaak nr. 585/19) besloten de zaak niet ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 35, derde lid, onder a en b, en vierde lid, van het EVRM.

De zaak betreft het recht op een eerlijk proces en het recht op daadwerkelijk rechtsmiddel (artikel 6 lid 1 en 13 EVRM) en het bijzonder de behandeling van een zaak binnen een redelijke termijn en het aanzienlijk nadeel geleden door verzoeker. Het EHRM overweegt dat er geen objectieve indicaties zijn voor het vaststellen dat verzoeker een aanzienlijk nadeel heeft geleden door de vermeende schending van artikel 6 lid 1 EVRM. Nu dit aanzienlijke nadeel niet aanwezig is, is een effectief rechtsmiddel onder artikel 13 EVRM geen vereiste. Derhalve heeft het EHRM de zaak niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 35, derde lid, onder sub a en b, en vierde lid, van het EVRM.

Zienswijze BuPo H.J.T. v. Nederland - geen schending recht op hoger beroep

Uitspraak internationaal | 5 november 2021

Bestand: pdf - 342.7KB

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Hoger beroep in strafzaken | Uitputting nationale rechtsmiddelen

Het VN BuPo Comité heeft in de zaak H.J.T. (zaak nr. 3004/2017) geoordeeld dat de beginselen van behoorlijke rechtspraak onder artikel 14, lid 5 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) niet zijn geschonden. 

De zaak betreft de beginselen van behoorlijke rechtspraak, met in het bijzonder het recht om een schuldigverklaring en veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger rechtscollege overeenkomstig de wet. Het mensenrechtencomité overweegt in deze zaak dat de toegezonden kennisgeving heeft geleid tot misbruik van het recht om zodanige kennisgevingen in te zenden, aangezien verzoeker de huidige klacht na meer dan 5 jaar na uitputting van de nationale rechtsmiddelen en na meer dan drie jaar na de beslissing van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft ingediend. Daarnaast heeft hij geen uitleg heeft verschaft over deze vertraging. Derhalve oordeelt het Comité dat de klacht van verzoeker niet-ontvankelijk is op grond van artikel 3 Eerste Protocol bij het IVBPR.

Uitspraak EHRM inzake X tegen Nederland - schending recht op een eerlijk proces

Uitspraak internationaal | 3 november 2021 | Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Bestand: pdf - 401.9KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Eerlijk proces

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak X tegen Nederland (zaak nr. 72631/17) geoordeeld dat Nederland het recht op een eerlijk proces onder artikel 6 eerste en derde lid van het Verdrag (EVRM) heeft geschonden. 

De zaak betreft het recht op een eerlijk proces en in het bijzonder het recht om in persoon bij een zitting aanwezig te zijn en hieraan deel te nemen. Verzoekster heeft geen afstand gedaan van haar recht om in persoon bij de zitting aanwezig te zijn, maar kon door een professionele fout van haar vertegenwoordiging niet deelnemen. Het EHRM stelt dat verzoekster in staat had moeten worden gesteld om deel te nemen aan de zitting en dat de belangen die het gerechtshof voorrang heeft gegeven niet zwaarder hadden mogen wegen dan het belang van verzoekster om in persoon bij de zitting aanwezig te zijn. Het EHRM oordeelt dan ook dat artikel 6 eerste en derde lid van het EVRM zijn geschonden.

Kamerbrief inzake tegenmaatregelen bij ransomware aanvallen

Kamerbrief | 6 oktober 2021

Bestand: pdf - 165.4KB

Dossier: Vrede en veiligheid | Cyber

Trefwoorden: Cyber | Digitaal | Nationale veiligheid | Tegenmaatregel | Zorgvuldigheidsplicht

In deze Kamerbrief gaat de Minister van Buitenlandse Zaken in op maatregelen die genomen kunnen worden in reactie op ransomware-aanvallen. Een groot deel van de brief betreft het internationaalrechtelijke kader inzake ransom-aanvallen, waarbij wordt ingegaan op tegenmaatregelen afgeleid vanuit het staatsaansprakelijkheidsrecht, op het zorgvuldigheidsbeginsel en op noodzaak (necessity). Ook is er aandacht voor het normatief kader en de diplomatieke responsopties op het gebied van cyber.  

Kamerbrief inzake beëindiging evacuatieoperatie Afghanistan 2021

Kamerbrief | 26 augustus 2021

Bestand: pdf - 152.1KB

Dossier: Staten | Erkenning

Trefwoorden: Consulaire bijstand | Erkenning, niet- | Evacuatie | Humanitaire hulpverlening

Deze Kamerbrief bevat informatie over de beëindiging van de evacuatieoperatie in Afghanistan op 26 augustus 2021. In de kamerbrief wordt de Kamer geïnformeerd over de inspanningen die de dagen voorafgaand aan de beëindiging zijn verricht om de nog in Afghanistan verblijvende Nederlanders, lokaal ambassadepersoneel en hun gezinnen, tolken die voor Nederland hebben gewerkt in het kader van internationale militaire of politiemissie en hun gezinnen, en andere mensen uit hoogrisicogroepen conform de motie-Belhaj c.s. (Kamerstuk 27926 nr. 788) in veiligheid te brengen. Daarnaast blikt het kabinet vooruit op de mogelijkheden voor toekomstige presentie in Afghanistan, zonder dat dit leidt tot erkenning van de legitimiteit van de Taliban, ten behoeve van het behartigen van Nederlandse belangen en humanitaire hulpverlening. 
 

Zienswijze CAT - S.R. v. Nederland – geen schending verbod op foltering

Uitspraak internationaal | 22 juli 2021

Bestand: pdf - 322.9KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Foltering, verbod

Het VN Comité tegen Foltering (CAT) heeft in de zaak S.R. (zaak nr. 834/2017) geoordeeld dat het verbod op foltering onder artikel 3 van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (CAT) niet is geschonden.

De zaak betreft het verbod op foltering en in het bijzonder het gevaar op foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing bij uitzetting. Het Comité overweegt in deze zaak dat verzoeker onvoldoende bewijs heeft ingediende die wijzen op een reëel, persoonlijk en voorzienbaar risico op foltering. De verzoeker was niet in staat te bewijzen dat de Sri Lankaanse autoriteiten enig moment interesse in hem hebben gehad  en dat verzoeker momenteel de reële interesse zou wekken van hen. Derhalve oordeelt het Comité dat er bij uitzetting van verzoeker naar Sri Lanka geen schending zal plaats vinden van artikel 3 CAT.

Zienswijze CAT - T.S. v. Nederland – geen schending verbod op foltering

Uitspraak internationaal | 19 juli 2021

Bestand: pdf - 207.8KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Foltering, verbod

Het VN Comité tegen Foltering (CAT) heeft in de zaak T.S. (zaak nr. 896/2018) geoordeeld dat het verbod op foltering onder artikel 3 van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (CAT) niet is geschonden.

De zaak betreft het verbod op foltering en in het bijzonder het gevaar op foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing bij uitzetting. Het Comité overweegt in deze zaak dat verzoeker onvoldoende bewijs heeft ingediend die wijzen op een reëel, persoonlijk en voorzienbaar risico op foltering. De verzoeker was niet in staat te bewijzen dat de gebeurtenissen van tien jaar geleden momenteel de reële interesse zouden wekken van de Sri Lankaanse autoriteiten. Derhalve oordeelt het Comité dat er bij uitzetting van verzoeker naar Sri Lanka geen schending zal plaatsvinden van artikel 3 CAT.

Beslissing EHRM I.B. v. Nederland - geen schending recht op eerlijk proces

Uitspraak internationaal | 15 juli 2021 | Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Bestand: pdf - 263.8KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Eerlijk proces

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak I.B. tegen Nederland (zaak nr. 35751/20) geoordeeld dat Nederland het recht om tijdens een zitting gehoord te worden in een procedure omtrent de rechtmatigheid van detentie onder artikel 5, vierde lid, van het Verdrag (EVRM) niet heeft geschonden. De zaak betreft het recht op een eerlijk proces en in het bijzonder het recht om in persoon of via een videoverbinding tijdens een zitting gehoord te worden.

De zitting in de procedure van verzoeker vond plaats in de eerste weken van de COVID-19-pandemie. Op dat moment beschikte het detentiecentrum nog niet over voldoende technische en praktische voorzieningen om alle partijen via een videoverbinding te horen. Daardoor kon verzoeker niet in persoon of via videoverbinding tijdens de zitting worden gehoord. Gezien de onvoorziene praktische problemen waarmee de rechtbanken te maken kregen in de eerste weken van de COVID-19 pandemie en de omstandigheid dat zijn advocaat wel telefonisch bij de zitting was, oordeelt het EHRM dat er geen schending heeft plaatsgevonden van artikel 5 lid 4 EVRM.

EHRM Dijkhuizen v. Nederland - geen schending recht op een eerlijk proces

Uitspraak internationaal | 8 juni 2021

Bestand: pdf - 275.1KB

Dossier: Mensenrechten

Trefwoorden: Eerlijk proces

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak Dijkhuizen tegen Nederland (zaak nr. 61591/16) geoordeeld dat Nederland het recht op een eerlijk proces onder artikel 6, derde lid, van het Verdrag (EVRM) niet heeft geschonden.

De zaak betreft het recht op een eerlijk proces, meer in het bijzonder het recht om in persoon bij de rechtszitting aanwezig te zijn en of een videoverbinding een gerechtvaardigde vorm van aanwezigheid is. De vraag die wordt gesteld, is of het gerechtshof mocht afzien van inwilliging van het verzoek om verlenging van de procedure met het oog op een videoverbinding met verzoeker. Hoewel het voor een eerlijk proces van groot belang is dat de beschuldigde ter zitting aanwezig kan zijn, kunnen diverse factoren meespelen waardoor een videoverbinding voldoet aan de waarborgen zoals de complexiteit van een zaak, locatie van de klager en of de klager heeft meegewerkt en welwillend was. Op basis van het voorgaande oordeelt het EHRM dat er geen schending heeft plaatsgevonden van artikel 6 lid 3 EVRM. 

Uitspraak EHRM S.L.S. v. Nederland – geen schending recht op een eerlijk proces

Jurisprudentie | 31 mei 2021

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Eerbiediging van privé leven, familie- en gezinsleven (zie Privacy) | Eerlijk proces | Toegang tot de rechter

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak S.L.S. e.a. (zaak nr. 19732/17) geoordeeld dat Nederland artikel 6 van het Verdrag (EVRM) niet heeft geschonden, waardoor het niet nodig is om de klacht over de schending van artikel 13 EVRM te beoordelen. Daarnaast verklaart het EHRM de klacht ten aanzien van artikel 8 EVRM niet-ontvankelijk.

De zaak betreft het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM), het recht op eerbiediging van privé-, familie en gezinsleven (artikel 8 EVRM) en het recht op een effectief rechtsmiddel (artikel 13 EVRM). Wat betreft artikelen 6 en 8 EVRM stellen de verzoekers dat  de elektronische kennisgeving van besluitvorming een beperking vormt van het recht op toegang tot de rechter en het recht op eerbiediging van het privé- familie en gezinsleven, omdat niet alle inwoners beschikken over een computer of internet. Wat betreft de klacht onder artikel 6 EVRM, stelt het EHRM dat het recht op toegang tot de rechter geen absoluut recht is. Het recht mag worden beperkt en moet ook gereguleerd worden door de nationale overheid. Het EHRM toetst of verzoekers een duidelijke, praktische en effectieve mogelijkheid hadden om tegen de besluitvorming in beroep te gaan. Op basis van het voorgaande oordeelt het EHRM dat er geen schending is van artikel 6 EVRM en verklaart de klacht op basis van artikel 8 EVRM niet-ontvankelijk. Daarbij is het niet nodig om de klacht over de schending van artikel 13 EVRM te beoordelen.