Zoeken

Web content search

20 Zoekresultaten

Web content search
Sorteren op: Datum /

Kabinetsaanpak Klimaatbeleid naar aanleiding van het arrest Urgenda

Kamerbrief | 31 januari 2020

Bestand: pdf - 106.2KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Mensenrechten, directe werking

In deze Kamerbrief geeft de regering een nadere reactie op het Urgenda-arrest van de Hoge Raad. Ingegaan wordt op de inhoud van het arrest en de vervolgstappen. Ook is in de brief vermeld dat zal worden bezien of het Urgenda-arrest een bredere betekenis heeft. 

Kamerbrief (Tweede-Kamer 2019-2020, 32813, 445)

Zie ook arrest Hoge Raad inzake Urgenda

Arrest Hoge Raad inzake klimaatzaak Urgenda

Uitspraak nationaal | 20 december 2019 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 274.3KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Mensenrechten, directe werking

De Hoge Raad wijst erop dat het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) de staten die bij het verdrag zijn aangesloten ertoe verplicht om voor hun ingezetenen de rechten en vrijheden te verzekeren die in het verdrag zijn vastgesteld. Art. 2 EVRM beschermt het recht op leven, en art. 8 EVRM het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven. Volgens de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is een verdragsstaat op grond van deze bepalingen verplicht om passende maatregelen te treffen, indien een reëel en ernstig risico voor het leven of het welzijn van personen bestaat en de staat daarvan op de hoogte is.

De Hoge Raad komt tot het oordeel dat de positieve verplichtingen van de artikelen 2 en 8 EVRM ook van toepassing zijn op het (mondiale) probleem van klimaatverandering. Er is volgens de Hoge Raad sprake van een voldoende reëel en ernstig risico op aantasting van het leven en welzijn van ingezetenen van Nederland als gevolg van klimaatverandering. Art. 2 en 8 EVRM dienen naar het oordeel van de Hoge Raad zo te worden uitgelegd dat landen erop kunnen worden aangesproken hun aandeel te leveren in de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Het nationale recht moet volgens art. 13 EVRM een effectief rechtsmiddel bieden om tegen een schending of dreigende schending van de door het EVRM gewaarborgde rechten op te komen.

Arrest Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:2006)

Wat is het verschil tussen een verdrag en een Memorandum of Understanding?

Veelgestelde vragen | 17 december 2019

Dossier: Bronnen internationaal recht | Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde | Naleving internationaal recht | Vreedzame geschillenbeslechting

Binnen de schriftelijke afspraken op het gebied van internationale samenwerking bestaan twee categorieën: verdragen en internationale beleidsafspraken. De laatste dragen meestal de benaming ...

Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Content Dossier / MLA | 27 december 2018

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Regels van internationaal recht maken deel uit van de Nederlandse rechtsorde. Zodra regels van internationaal recht het Koninkrijk der Nederlanden op internationaal niveau binden, heeft het ...

Pleitnota Nederlandse Staat tegen Urgenda in hoger beroep

Inbreng in juridische procedure nationaal | 28 mei 2018

Bestand: pdf - 279.7KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Milieubescherming (zie Milieuschade; zie Internationaal milieurecht) | Milieuschade

Dit document betreft de pleitnota van de Nederlandse Staat in hoger beroep aangaande de rechtszaak van Urgenda tegen de Nederlandse Staat. Urgenda eist dat er in 2020 40% minder CO2 uitstoot is dan in 1990.

Kabinetsnotitie inzake de goedkeuringspraktijk van verdragen

Kamerbrief | 4 juli 2016

Bestand: pdf - 52.4KB

Dossier: Bronnen internationaal recht | Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Parlementaire goedkeuring | Verdragen, rechtstreekse werking

De kabinetsnotitie gaat in op de goedkeuring en bekendmaking van verdragen op basis van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking van verdragen. Verder wordt besproken hoe parlement en regering in de praktijk daaraan invulling geven. Tot slot wordt in de notitie ingegaan op de een ieder verbindende rechtstreeks werkende bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties. 

Kabinetsnotitie (Tweede-Kamer, 2015-2016, 34 158, nr. 12)

Arrest Hoge Raad Staat/Nederlandse Nietrokersvereniging CAN (vrijstelling rookverbod kleine cafés)

Jurisprudentie | 10 oktober 2014 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 112.1KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Verdragen, rechtstreekse werking

Volgens de Hoge Raad dient de vraag in hoeverre een verdragsbepaling rechtstreekse werking toekomt in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, te worden beantwoord door de uitleg ervan. Die uitleg vindt plaats aan de hand van de maatstaven van de artikelen 31-33 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Indien noch uit de tekst, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis volgt dat geen rechtstreekse werking van de verdragsbepaling is beoogd is de inhoud van die bepaling beslissend. Het gaat erom dat deze onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te worden toegepast. Zie essentie in r.o. 3.5.1-3.6.4.

Arrest Hoge Raad

Kamerbrief inzake de kabinetsreactie op het advies van de staatscommissie Grondwet

Kamerbrief | 24 oktober 2011

Bestand: pdf - 87KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Internationale organisaties, besluiten van (zie Verbindendheid) | Verdragen, rechtstreekse werking

Deze brief informeert de Tweede Kamer over de kabinetsreactie op het advies van de staatscommissie Grondwet van 11 november 2010. Het kabinet ziet onvoldoende aanleiding en urgentie om over te gaan tot een herziening van de Grondwet anders dan van artikel 13 Grondwet. Ook ten aanzien van de aanbevelingen op het gebied internationale rechtsorde, zal het kabinet geen voorstellen tot wijziging van de Grondwet entameren.

Kamerbrief (Tweede-Kamer 2011-1012, 31570, nr. 20)

Arrest Hoge Raad (stichting proefprocessenfonds Clara Wichmann)

Uitspraak nationaal | 1 april 2011 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 101KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

De Hoge Raad oordeelt dat nu noch uit de tekst, noch uit de geschiedenis van de totstandkoming van het Vrouwenverdrag valt af te leiden dat de verdragsluitende Staten zijn overeengekomen dat aan art. 11 lid 2, onder b, geen rechtstreekse werking mag worden toegekend, voor het antwoord op de vraag of die verdragsbepaling rechtstreekse werking heeft, de inhoud van de bepaling beslissend is: verplicht deze de Nederlandse wetgever tot het treffen van een nationale regeling met bepaalde inhoud of strekking, of is deze van dien aard dat de bepaling in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht kan functioneren (HR 30 mei 1986, LJN AC9402, NJ 1986/688). Van belang is of een bepaling onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om door de rechter te worden toegepast. Zie essentie r.o. 3.3.3.

Arrest Hoge Raad

Arrest Hoge Raad in de zaak Stichting Proefprocessenfonds Clara Wichmann v. de Staat Der Nederlanden

Uitspraak nationaal | 1 april 2011

Bestand: pdf - 103KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Nationaal recht en internationaal recht, verhouding tussen | Verdragen, implementatie | Verdragen, rechtstreekse werking

In deze uitspraak komt de Hoge Raad tot het oordeel dat het resultaat van de te nemen maatregelen in Artikel 11 lid 2, onder b, van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) onvoldoende nauwkeurig is omgeschreven en dat deze bepaling derhalve ongeschikt is voor rechtsreekse toepassing door de nationale rechter.

Uitspraak 

Arrest Hoge Raad (Vrouwenstandpunt SGP)

Jurisprudentie | 9 april 2010 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 120.9KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

De Hoge Raad oordeelt dat art. 7a VN-Vrouwenverdrag rechtstreekse werking heeft (in de zin van art. 93 en 94 Gw.). Het VN-Vrouwenverdrag eist dat de Staat passief kiesrecht voor vrouwen effectief verzekert. Verdrag laat Staat op dit punt geen beleidsvrijheid. Discriminatieverbod weegt, in zoverre het de kiesrechten van alle burgers waarborgt - neergelegd in art. 4 Gw., art. 25 in verband met art. 2 IVBPR en, toegespitst op de onderhavige kwestie, art. 7 Vrouwenverdrag - zwaarder dan de andere grondrechten die in het geding zijn. Staat is gehouden maatregelen te nemen die er daadwerkelijk toe leiden dat SGP passief kiesrecht aan vrouwen toekent, waarbij de Staat een effectieve maatregel moet kiezen die zo min mogelijk inbreuk maakt op de grondrechten van de SGP. Rechter niet bevoegd Staat te bevelen wetgeving in formele zin tot stand te brengen (vgl. HR 21 maart 2003, NJ 2003, 691). Voor een rechterlijk gebod tot treffen van maatregelen ter voldoening aan art. 7 Vrouwenverdrag is in beginsel evenmin plaats. Dit geldt ook voor een bevel tot stopzetting subsidie SGP. Staat handelt in strijd met art. 7, aanhef en onder a en c, VN-Vrouwenverdrag en daarmee onrechtmatig door ten aanzien van politieke partij volgens welke aan vrouwen geen passief kiesrecht toekomt voor algemeen vertegenwoordigende overheidsorganen, niet de maatregelen te nemen die art. 7, aanhef en onder a en c, van het Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van hem vergt. Zie essentie r.o. 4.4.2

Arrest Hoge Raad

Arrest Hoge Raad (de Staat v. Clara Wichmann c.s. en SGP v. Clara Wichmann c.s.)

Uitspraak nationaal | 9 april 2010

Bestand: pdf - 124.7KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Nationaal recht en internationaal recht, verhouding tussen | Verdragen, implementatie | Verdragen, rechtstreekse werking

In deze uitspraak komt de Hoge Raad tot de conclusie dat artikel 7 (c) van het VN-Vrouwenverdrag (CEDAW) rechtstreekse werking toekomt. Dit heeft tot gevolg dat de Staat gehouden is om maatregelen te nemen die er daadwerkelijk toe leiden dat de SGP het passief kiesrecht aan vrouwen toekent en dat de Staat daarbij een maatregel moet inzetten die effectief is en tegelijkertijd de minste inbreuk maakt op de grondrechten van de (leden van de) SGP.

Kabinetsnotitie doorwerking internationaal recht in nationale rechtsorde

Kamerbrief | 1 januari 2007 | Kabinet

Bestand: pdf - 32.1KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking)

In deze Kabinetsnotitie wordt ingegaan op het in Nederland geldende gematigde monisme, de consequenties hiervan voor de beleidsvrijheid van de nationale wetgever, en de voor- en nadelen van alternatieve systemen van doorwerking. Samengevat weergegeven is de conclusie van het kabinet, zoals weergegeven in de notitie:

  • De wetgever is hoe dan ook gebonden aan verdragsverplichtingen, ongeacht het systeem van doorwerking van het internationale en Europese recht. In zoverre is artikel 94 Grondwet voor de wetgever niet van doorslaggevend belang.
  • Ook de Europese Gemeenschap is gebonden aan het internationale recht. Door de Gemeenschap gesloten verdragen maken deel uit van het gemeenschapsrecht.
  • Door deze binding ziet de nationale wetgever – waaronder het Nederlandse parlement – logischerwijs grenzen gesteld aan zijn beleidsvrijheid. Het parlement kan wel in de fase van totstandkoming van verdragen en regelgeving invloed uitoefenen. De (grond)wet waarborgt bovendien deze betrokkenheid van het parlement bij de totstandkoming van verdragen.
  •  Opzegging van verdragen behoort op zichzelf ook tot de mogelijkheden. In veel gevallen is opzegging echter niet mogelijk zonder zich van de internationale gemeenschap te isoleren.

Kabinetsnotitie (Tweede Kamer, 2007-2009, 29861, nr. 19)

Uitspraak ABRvS burgemeester mag bij vergunning voor 'Sinterklaasintocht' geen oordeel vellen over 'Zwarte Piet'

Document | 12 november 2004 | Afdeling Bestuursrechtsrpaak Raad van State

Bestand: pdf - 128.4KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking)

De Afdeling oordeelde dat uit artikel 94 van de Grondwet en de jurisprudentie van de Afdeling hieromtrent volgt, dat niet uitsluitend de rechter, maar in voorkomende gevallen ook bestuursorganen een ieder verbindende verdragsbepalingen moeten toepassen. Dit kan ertoe leiden dat ook bestuursorganen de begrenzingen voortvloeiend uit een bepaalde regeling van Nederlands recht buiten toepassing moeten laten. Dit kan zich voordoen in het geval waarin een bestuursorgaan bij zijn beoordeling in beginsel slechts de limitatief in de desbetreffende wet of regeling opgenomen gronden of omstandigheden mag betrekken. Zie relevante overwegingen r.o. 6.3-6.5.

Uitspraak ABRvS

Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State Europese overeenkomst inzake Europese hoofdwegen

Jurisprudentie | 15 september 2004 | Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State

Bestand: pdf - 136.5KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking)

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat wanneer partijen een beroep doen op een bepaling van volkenrechtelijke aard de rechter tot taak heeft om een oordeel te geven over de vraag of een correcte uitvoering en toepassing van volkenrechtelijke regels in de nationale rechtsorde heeft plaatsgevonden. De bevoegdheid van de rechter om volkenrecht toe te passen berust onder meer op de artikelen 93 en 94 van de Grondwet.

De rechter is bevoegd het volkenrecht toe te passen in de nationale rechtsorde, voorzover zich dat voor toepassing door hem leent, ook in gevallen waarin er geen strijd is met nationale wettelijke voorschriften.

Aangezien de tekst, noch de geschiedenis van de totstandkoming van de Overeenkomst aanwijzingen bevatten dat de overeenkomstsluitende partijen al dan niet rechtstreekse werking aan de bepalingen van de Overeenkomst hebben willen verlenen, is voor de beantwoording van de vraag of aan die bepalingen een zodanige werking toekomt de inhoud  van die bepalingen beslissend. De bepalingen van de Overeenkomst dienen zodanig concreet en hanteerbaar te zijn dat zij door de rechter kunnen worden toegepast. In dat verband kunnen de bewoordingen, context, doel en strekking van de bepalingen en de samenhang met andere bepalingen uit de Overeenkomst worden bezien. Dat, zoals verweerder betoogt, de Overeenkomst alleen verplichtingen zou opleggen aan staten betekent niet zonder meer dat deze niet als een ieder verbindend kan worden aangemerkt. Voorzover verweerder wijst op het standpunt van de regering dat de bepalingen als richtlijnen dienen te worden beschouwd, merkt de Afdeling op dat beantwoording van de vraag of een verdrag een ieder verbindende bepalingen bevat uiteindelijk is voorbehouden aan de rechter. Zie essentie r.o. 2.2.3 – 2.2.6.

UItspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State

Rapport WODC over doorwerking van het Verdrag inzake de rechten van het kind

Overig | 1 januari 2003 | WODC

Bestand: pdf - 3MB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking)

Het onderzoek richtte zich op de doorwerking van de bepalingen van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) in de Nederlandse rechtspraak. In het rapport wordt een overzicht gegeven van en commentaar gegeven bij de relevante rechtspraak tot en met jaar 2001.

Onderzoeksrapport

Arrest Hoge Raad (NAVO aanvallen Federale Republiek Joegoslavië)

Jurisprudentie | 29 november 2002 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 92.8KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Verdragen, rechtstreekse werking

Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat een bepaling wil deze voor rechtstreekse werking in aanmerking komen de belangen van een individu dient te beschermen. De Hoge Raad verwijst naar de conclusie van de AG. Kern van de opvatting van de AG is dat het volkenrechtelijke agressieverbod, zoals vastgesteld in artikel 2 lid 4 van het Handvest van de Verenigde Naties, zich uitsluitend tot staten richt en dat uitsluitend staten de naleving van het verbod kunnen inroepen. Zie essentie r.o. 3.5. en paragraaf 30 van de conclusie van de A-G.

Arrest Hoge Raad

Conclusie A-G

Arrest Hoge Raad (Decembermoorden Suriname)

Uitspraak nationaal | 18 september 2001 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 125.5KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Verdragen, rechtstreekse werking

De Hoge Raad komt tot het oordeel dat uit art. 94 Grondwet volgt dat binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. In deze bepaling is, voorzover hier van belang, tot uitdrukking gebracht dat de rechter het in art. 16 Grondwet en art. 1, eerste lid, Sr vervatte verbod tot het verlenen van terugwerkende kracht wel dient te toetsen aan verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties, doch dat niet mag doen aan ongeschreven volkenrecht. Deze uitleg strookt met de geschiedenis van de totstandkoming van art. 94 Grondwet. Daartoe wordt verwezen naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat tot die bepaling heeft geleid (Kamerstukken II 1977-1978, 15 049 (R 1100), nr. 3, blz. 11 e.v.). De Hoge Raad komt tot de conclusie dat het de rechter niet vrijstaat de Uitvoeringswet folteringverdrag - die daarin niet voorziet - buiten toepassing te laten wegens strijd met dat ongeschreven volkenrecht. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van art. 94 Grondwet heeft de grondwetgever toepassing van ongeschreven volkenrecht indien deze toepassing zou botsen met nationale wettelijke voorschriften, niet willen aanvaarden. Zie essentie in r.o. 4.4.1., 4.4.2. en 4.6.

Arrest Hoge Raad

Judgment International Court of Justice LaGrande Case

Jurisprudentie | 27 juni 2001 | Internationaal Gerechtshof

Bestand: pdf - 2.8MB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Het Internationaal Gerechtshof komt op basis van de tekst van artikel 36, eerste lid, van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen tot het oordeel dat dit artikel individuele rechten creëert die voor de nationale rechter moeten kunnen worden ingeroepen. Zie essentie par. 77.

Uitspraak Internationaal Gerechtshof (IGH)

Memorie van toelichting artikel 94 Grondwet

Memorie van toelichting | 1 januari 1977 | Tweede Kamer

Bestand: pdf - 2.7MB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking)

In de Memorie van Toelichting is uiteengezet dat uitbreiding van het toetsingsrecht van de rechter tot het terrein van het ongeschreven volkenrecht (gewoonterecht) uit praktisch oogpunt bezwaarlijk is, omdat over de inhoud van dit recht vaak onzekerheden bestaan. Hierdoor zouden grondwettelijke bevoegdheden van regering en parlement kunnen worden gefrustreerd.

Memorie van Toelichting (TK 1977-1978, nr. 3, pag. 12 e.v.)