Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Banner - Doorwerking internationaal recht

© Raad voor de Rechtspraak

Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Regels van internationaal recht maken deel uit van de Nederlandse rechtsorde. Zodra regels van internationaal recht het Koninkrijk der Nederlanden op internationaal niveau binden, heeft het Koninkrijk de verplichting deze regels na te komen, ook in de nationale rechtsorde. Voor eenieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van internationale organisaties geldt op grond van artikel 93 van de Grondwet dat zij verbindende kracht hebben zodra zij zijn bekendgemaakt (in het Tractatenblad). Dit is van belang voor natuurlijke personen en rechtspersonen die een beroep op dergelijke bepalingen kunnen doen binnen de Nederlandse rechtsorde.

In de verhouding tussen het internationaal recht en het nationaal recht is het van belang dat staten het internationaal recht naleven. Het nationale recht mag geen inbreuk maken op internationaalrechtelijke verplichtingen. Het internationaal recht schrijft niet voor op welke manier verdragsverplichtingen doorwerken in het nationale recht.
Staten hebben de vrijheid zelf te bepalen op welke manier hun internationale verplichtingen doorwerken in de nationale rechtsorde. Dit neemt niet weg dat het internationaal recht een staat verplicht om zijn nationale rechtsorde zo in te richten dat die staat zijn internationale verplichtingen nakomt. Er zijn twee typen stelsels van doorwerking van internationale recht in de nationale rechtsorde: het monistische en het dualistische stelsel.

Monistisch en dualistisch stelsel

In het monistische stelsel is het voor de geldigheid in de nationale rechtsorde niet van belang of een regel een nationale dan wel een internationale oorsprong heeft. Omzetting van de regel van internationale oorsprong in een nationale regel is niet nodig.
In een dualistisch stelsel worden internationale bepalingen pas onderdeel van de nationale rechtsorde nadat zij door de nationale wetgever zijn omgezet in een nationale regel.

Met betrekking tot de doorwerking van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties in de nationale rechtsorde kent het Koninkrijk der Nederlanden een zogenoemd 'gematigd monistisch stelsel'. Omzetting van normen van (geschreven en ongeschreven) internationaal recht is niet noodzakelijk voordat deze normen in de nationale rechtsorde kunnen worden toegepast. De matiging uit zich erin dat:

  • de toepasbaarheid van internationaal recht is beperkt tot bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties die
    • eenieder verbinden, en
    • bekengemaakt zijn in het Tractatenblad (artikel 93 Grondwet).
  • (ongeschreven) internationaal gewoonterecht geldt binnen de rechtsorde van het Koninkrijk, maar toetsing door de Nederlandse rechter mag er niet toe leiden dat wettelijke voorschriften buiten toepassing worden gelaten als ze in strijd zijn met het internationaal gewoonterecht.

Rechtstreekse werking en voorrang

De verplichting tot naleving van internationaal recht is vastgelegd in de artikelen 93 en 94 van de Grondwet.

Uit artikel 93 van de Grondwet volgt dat een ieder verbindende bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties verbindende kracht hebben jegens burgers en rechtspersonen nadat ze zijn bekendgemaakt. Deze bekendmaking vindt plaats in het Tractatenblad.
Artikel 94 van de Grondwet regelt de gevolgen indien de rechter constateert dat nationale wettelijke voorschriften in strijd zijn met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties: de nationale wettelijke bepaling vindt geen toepassing en de bepaling van het verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie heeft dus voorrang.

Wat een ieder verbindende verdragsbepaling is, is een vraag die in de laatste plaats door de rechter moet worden beantwoord. In de eerste plaats dient te worden nagegaan of rechtstreekse werking niet is uitgesloten door de verdragspartijen. Een rechter zal nagaan of een dergelijke bepaling kan worden ingeroepen door een burger of rechtspersoon. Dit hangt af van de aard en inhoud van de bepaling, in het bijzonder van de vraag of de bepaling a) plichten oplegt of rechten toekent aan een burger of rechtspersoon alsmede b) onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om door een rechter te worden toegepast. Bepalingen die bij hun uitvoering beleidsvrijheid laten aan staten, kunnen in principe niet als een ieder verbindend worden aangemerkt.

 

Geneste Applicaties

Doorzoek Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Doorzoek Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Contentverzamelaar