doorwerking-van-internationaal-recht-in-de-nationale-rechtsorde-publicaties

Web content search

Web content search

Wat is het verschil tussen een verdrag en een Memorandum of Understanding?

Veelgestelde vragen | 17 december 2019

Dossier: Bronnen internationaal recht | Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde | Naleving internationaal recht | Vreedzame geschillenbeslechting

Binnen de schriftelijke afspraken op het gebied van internationale samenwerking bestaan twee categorieën: verdragen en internationale beleidsafspraken. De laatste dragen meestal de benaming ...

Kabinetsnotitie inzake de goedkeuringspraktijk van verdragen

Kamerbrief | 4 juli 2016

Bestand: pdf - 52.4KB

Dossier: Bronnen internationaal recht | Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Parlementaire goedkeuring | Verdragen, rechtstreekse werking

De kabinetsnotitie gaat in op de goedkeuring en bekendmaking van verdragen op basis van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking van verdragen. Verder wordt besproken hoe parlement en regering in de praktijk daaraan invulling geven. Tot slot wordt in de notitie ingegaan op de een ieder verbindende rechtstreeks werkende bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties. 

Kabinetsnotitie (Tweede-Kamer, 2015-2016, 34 158, nr. 12)

Arrest Hoge Raad Staat/Nederlandse Nietrokersvereniging CAN (vrijstelling rookverbod kleine cafés)

Jurisprudentie | 10 oktober 2014 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 112.1KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Verdragen, rechtstreekse werking

Volgens de Hoge Raad dient de vraag in hoeverre een verdragsbepaling rechtstreekse werking toekomt in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, te worden beantwoord door de uitleg ervan. Die uitleg vindt plaats aan de hand van de maatstaven van de artikelen 31-33 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Indien noch uit de tekst, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis volgt dat geen rechtstreekse werking van de verdragsbepaling is beoogd is de inhoud van die bepaling beslissend. Het gaat erom dat deze onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te worden toegepast. Zie essentie in r.o. 3.5.1-3.6.4.

Arrest Hoge Raad

Arrest Hoge Raad (Decembermoorden Suriname)

Uitspraak nationaal | 18 september 2001 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 125.5KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Verdragen, rechtstreekse werking

De Hoge Raad komt tot het oordeel dat uit art. 94 Grondwet volgt dat binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. In deze bepaling is, voorzover hier van belang, tot uitdrukking gebracht dat de rechter het in art. 16 Grondwet en art. 1, eerste lid, Sr vervatte verbod tot het verlenen van terugwerkende kracht wel dient te toetsen aan verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties, doch dat niet mag doen aan ongeschreven volkenrecht. Deze uitleg strookt met de geschiedenis van de totstandkoming van art. 94 Grondwet. Daartoe wordt verwezen naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat tot die bepaling heeft geleid (Kamerstukken II 1977-1978, 15 049 (R 1100), nr. 3, blz. 11 e.v.). De Hoge Raad komt tot de conclusie dat het de rechter niet vrijstaat de Uitvoeringswet folteringverdrag - die daarin niet voorziet - buiten toepassing te laten wegens strijd met dat ongeschreven volkenrecht. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van art. 94 Grondwet heeft de grondwetgever toepassing van ongeschreven volkenrecht indien deze toepassing zou botsen met nationale wettelijke voorschriften, niet willen aanvaarden. Zie essentie in r.o. 4.4.1., 4.4.2. en 4.6.

Arrest Hoge Raad

Arrest Hoge Raad (NAVO aanvallen Federale Republiek Joegoslavië)

Jurisprudentie | 29 november 2002 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 92.8KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Verdragen, rechtstreekse werking

Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat een bepaling wil deze voor rechtstreekse werking in aanmerking komen de belangen van een individu dient te beschermen. De Hoge Raad verwijst naar de conclusie van de AG. Kern van de opvatting van de AG is dat het volkenrechtelijke agressieverbod, zoals vastgesteld in artikel 2 lid 4 van het Handvest van de Verenigde Naties, zich uitsluitend tot staten richt en dat uitsluitend staten de naleving van het verbod kunnen inroepen. Zie essentie r.o. 3.5. en paragraaf 30 van de conclusie van de A-G.

Arrest Hoge Raad

Conclusie A-G

Arrest Hoge Raad (stichting proefprocessenfonds Clara Wichmann)

Uitspraak nationaal | 1 april 2011 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 101KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

De Hoge Raad oordeelt dat nu noch uit de tekst, noch uit de geschiedenis van de totstandkoming van het Vrouwenverdrag valt af te leiden dat de verdragsluitende Staten zijn overeengekomen dat aan art. 11 lid 2, onder b, geen rechtstreekse werking mag worden toegekend, voor het antwoord op de vraag of die verdragsbepaling rechtstreekse werking heeft, de inhoud van de bepaling beslissend is: verplicht deze de Nederlandse wetgever tot het treffen van een nationale regeling met bepaalde inhoud of strekking, of is deze van dien aard dat de bepaling in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht kan functioneren (HR 30 mei 1986, LJN AC9402, NJ 1986/688). Van belang is of een bepaling onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om door de rechter te worden toegepast. Zie essentie r.o. 3.3.3.

Arrest Hoge Raad

Arrest Hoge Raad (Vrouwenstandpunt SGP)

Jurisprudentie | 9 april 2010 | Hoge Raad

Bestand: pdf - 120.9KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

De Hoge Raad oordeelt dat art. 7a VN-Vrouwenverdrag rechtstreekse werking heeft (in de zin van art. 93 en 94 Gw.). Het VN-Vrouwenverdrag eist dat de Staat passief kiesrecht voor vrouwen effectief verzekert. Verdrag laat Staat op dit punt geen beleidsvrijheid. Discriminatieverbod weegt, in zoverre het de kiesrechten van alle burgers waarborgt - neergelegd in art. 4 Gw., art. 25 in verband met art. 2 IVBPR en, toegespitst op de onderhavige kwestie, art. 7 Vrouwenverdrag - zwaarder dan de andere grondrechten die in het geding zijn. Staat is gehouden maatregelen te nemen die er daadwerkelijk toe leiden dat SGP passief kiesrecht aan vrouwen toekent, waarbij de Staat een effectieve maatregel moet kiezen die zo min mogelijk inbreuk maakt op de grondrechten van de SGP. Rechter niet bevoegd Staat te bevelen wetgeving in formele zin tot stand te brengen (vgl. HR 21 maart 2003, NJ 2003, 691). Voor een rechterlijk gebod tot treffen van maatregelen ter voldoening aan art. 7 Vrouwenverdrag is in beginsel evenmin plaats. Dit geldt ook voor een bevel tot stopzetting subsidie SGP. Staat handelt in strijd met art. 7, aanhef en onder a en c, VN-Vrouwenverdrag en daarmee onrechtmatig door ten aanzien van politieke partij volgens welke aan vrouwen geen passief kiesrecht toekomt voor algemeen vertegenwoordigende overheidsorganen, niet de maatregelen te nemen die art. 7, aanhef en onder a en c, van het Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van hem vergt. Zie essentie r.o. 4.4.2

Arrest Hoge Raad

Judgment International Court of Justice LaGrande Case

Jurisprudentie | 27 juni 2001 | Internationaal Gerechtshof

Bestand: pdf - 2.8MB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Het Internationaal Gerechtshof komt op basis van de tekst van artikel 36, eerste lid, van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen tot het oordeel dat dit artikel individuele rechten creëert die voor de nationale rechter moeten kunnen worden ingeroepen. Zie essentie par. 77.

Uitspraak Internationaal Gerechtshof (IGH)

Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State Europese overeenkomst inzake Europese hoofdwegen

Jurisprudentie | 15 september 2004 | Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State

Bestand: pdf - 136.5KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking)

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat wanneer partijen een beroep doen op een bepaling van volkenrechtelijke aard de rechter tot taak heeft om een oordeel te geven over de vraag of een correcte uitvoering en toepassing van volkenrechtelijke regels in de nationale rechtsorde heeft plaatsgevonden. De bevoegdheid van de rechter om volkenrecht toe te passen berust onder meer op de artikelen 93 en 94 van de Grondwet.

De rechter is bevoegd het volkenrecht toe te passen in de nationale rechtsorde, voorzover zich dat voor toepassing door hem leent, ook in gevallen waarin er geen strijd is met nationale wettelijke voorschriften.

Aangezien de tekst, noch de geschiedenis van de totstandkoming van de Overeenkomst aanwijzingen bevatten dat de overeenkomstsluitende partijen al dan niet rechtstreekse werking aan de bepalingen van de Overeenkomst hebben willen verlenen, is voor de beantwoording van de vraag of aan die bepalingen een zodanige werking toekomt de inhoud  van die bepalingen beslissend. De bepalingen van de Overeenkomst dienen zodanig concreet en hanteerbaar te zijn dat zij door de rechter kunnen worden toegepast. In dat verband kunnen de bewoordingen, context, doel en strekking van de bepalingen en de samenhang met andere bepalingen uit de Overeenkomst worden bezien. Dat, zoals verweerder betoogt, de Overeenkomst alleen verplichtingen zou opleggen aan staten betekent niet zonder meer dat deze niet als een ieder verbindend kan worden aangemerkt. Voorzover verweerder wijst op het standpunt van de regering dat de bepalingen als richtlijnen dienen te worden beschouwd, merkt de Afdeling op dat beantwoording van de vraag of een verdrag een ieder verbindende bepalingen bevat uiteindelijk is voorbehouden aan de rechter. Zie essentie r.o. 2.2.3 – 2.2.6.

UItspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State

Memorie van toelichting artikel 94 Grondwet

Memorie van toelichting | 1 januari 1977 | Tweede Kamer

Bestand: pdf - 2.7MB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking)

In de Memorie van Toelichting is uiteengezet dat uitbreiding van het toetsingsrecht van de rechter tot het terrein van het ongeschreven volkenrecht (gewoonterecht) uit praktisch oogpunt bezwaarlijk is, omdat over de inhoud van dit recht vaak onzekerheden bestaan. Hierdoor zouden grondwettelijke bevoegdheden van regering en parlement kunnen worden gefrustreerd.

Memorie van Toelichting (TK 1977-1978, nr. 3, pag. 12 e.v.)