Antwoord op vragen over klimaatvluchtelingen.
Op 19 juli 2024 heeft het Internationaal Gerechtshof (IGH, het Hof) een advies uitgebracht aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) inzake het optreden van Israël in de bezette Palestijnse Gebieden.
Kamerbrief
Dit document bevat advies nr. 45 van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) over de consequenties op de lange termijn van het oprichten van een alternatief tribunaal om de misdaad van agressie te berechten en andere mogelijkheden om de Russische president Poetin te berechten, en de reactie van het Kabinet op dit advies.
Op 9 april 2024 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (het Hof) in een drietal zaken de verplichtingen van staten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in de context van klimaatverandering behandeld. Met deze brief informeert de minister voor Klimaat en Energie de Kamer, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Infrastructuur en Waterstaat en de minister voor Rechtsbescherming, over deze zaken en de betekenis ervan voor Nederland.
In het rapport zijn samenvattingen opgenomen van alle uitspraken en beslissingen van internationale mensenrechtenprocedures waarbij het Koninkrijk der Nederlanden in het jaar 2023 betrokken is geweest. In rapport is ook een overzicht opgenomen van de stand van zaken van uitspraken die door het Koninkrijk ten uitvoer moeten worden gelegd.
Dit document bevat advies nr. 41 van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) over de rechtsgevolgen van een ernstige schending van een regel van dwingend recht: de internationale rechten en plichten van staten bij schending van het agressieverbod, en de reactie van het Kabinet op dit advies.
Dit document bevat advies nr. 44 van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) over de toetreding van Nederland tot het VN-verdrag inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen, en de reactie van het Kabinet op dit advies.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak A.M.A. tegen Nederland (zaak nr. 23048/19) geoordeeld dat Nederland de procedurele kant van het verbod op foltering, onmenselijke of vernederende behandeling onder artikel 3 van het Verdrag (EVRM) heeft geschonden.
De zaak betreft de uitzetting van verzoeker naar Bahrein, nadat zijn tweede asielverzoek in Nederland was afgewezen. Verzoeker klaagt dat dat de Nederlandse autoriteiten het risico dat hij bij uitzetting naar Bahrein aan onmenselijke en vernederende behandelingen zou worden onderworpen onvoldoende hebben ingeschat in strijd met artikel 3 EVRM. Het EHRM overweegt dat de autoriteiten op het laatste moment door verzoeker overgelegd bewijsmateriaal buiten beschouwing hebben gelaten, zonder de mogelijke relevantie ervan in hun definitieve risicobeoordeling mee te nemen. Dit werd met name verwijtbaar geacht gelet op de overige in het dossier beschikbare informatie alsook de algemene situatie in Bahrein. Het EHRM oordeelt dat een dergelijke benadering te beperkt is geweest en dat Nederland daarmee niet heeft voldaan aan de strenge en zorgvuldige onderzoeksplicht die volgt uit artikel 3 EVRM. Hiermee heeft er schending van artikel 3 EVRM plaatsgevonden.
In het rapport zijn samenvattingen opgenomen van alle uitspraken en beslissingen van internationale mensenrechtenprocedures waarbij het Koninkrijk der Nederlanden in het jaar 2022 betrokken is geweest. In rapport is ook een overzicht opgenomen van de stand van zaken van uitspraken die door het Koninkrijk ten uitvoer moeten worden gelegd.
Toont 1 - 10 van 159 resultaten.