Dit document bevat advies nr. 46 van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) over de ontwerpconclusies van de International Law Commission (ILC) inzake algemene rechtsbeginselen, en de reactie van het Kabinet op dit advies.
Antwoord op vragen over de procedure van Nederland en Australië tegen Rusland bij de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) voor de aanslag op vlucht MH17. Aanleiding voor de vragen is het bericht 'Rusland stopt met MH17-zaak die Nederland aanspande bij internationale raad'.
Dit document bevat advies nr. 45 van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) over de consequenties op de lange termijn van het oprichten van een alternatief tribunaal om de misdaad van agressie te berechten en andere mogelijkheden om de Russische president Poetin te berechten, en de reactie van het Kabinet op dit advies.
Op 9 april 2024 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (het Hof) in een drietal zaken de verplichtingen van staten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in de context van klimaatverandering behandeld. Met deze brief informeert de minister voor Klimaat en Energie de Kamer, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Infrastructuur en Waterstaat en de minister voor Rechtsbescherming, over deze zaken en de betekenis ervan voor Nederland.
Op 16 november 2023 heeft het Internationaal Gerechtshof (IGH, het Hof) een uitspraak gedaan over het verzoek om voorlopige maatregelen tegen Syrië. De uitspraak volgt uit de procedure die door Canada en Nederland tegen Syrië is aangespannen, wegens grove en stelselmatige schendingen van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (Antifolterverdrag).
De Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelt in de zaak L.A.D.L. tegen Nederland (zaak nr. 58342/15) dat Nederland artikel 6, lid 1, van het EVRM niet heeft geschonden.
Aan de verzoeker zijn belastingboetes opgelegd naar aanleiding van zijn verzuim om aan zijn wettelijke verplichting te voldoen om alle (voor de belastingheffing) relevante informatie te verstrekken. Aangezien deze informatie uiteindelijk waren verkregen onder dreiging van dwangsommen, stelt de verzoeker dat er sprake is van een schending van het privilege tegen zelfbeschuldiging (het nemo tenetur principe) zoals vastgelegd in artikel 6, lid 1 EVRM. Het EHRM stelt dat de bankafschriften en portefeuille-overzichten reeds inzichtelijk waren voor de autoriteiten. Daarbij is de dwangsom die de verzoeker vervolgens zou worden opgelegd (indien hij het bevel niet uitvoerde) niet te kwalificeren als onmenselijke of vernederende behandeling. Gezien het bovenstaande concludeert de Kamer dat het gebruik van de bankafschriften en portefeuille-overzichten niet onder de bescherming van het voorecht tegen zelfbeschuldiging valt. Daarom is er geen sprake van een schending van artikel 6, lid 1, EVRM.
Dit document bevat de antwoorden op Kamervragen over de onderhandelingen over en mondiaal verdrag ter bescherming van biodiversiteit in zeegebieden buiten de nationale rechtsmacht van kuststaten (Biodiversity Beyond National Jurisdiction; BBNJ-proces). De antwoorden gaan onder meer in op de Nederlandse inzet voor de onderhandelingen en ambities voor het uiteindelijke verdrag.
Toont 1 - 10 van 211 resultaten.