Publicaties

Webcontent zoeken

Beslissing CEDAW G.M.N.F. v. Nederland – niet-ontvankelijk

Jurisprudentie | 13 maart 2020

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Het Comité voor de Uitbanning van Discriminatie van Vrouwen (Comité) heeft in de zaak G.M.N.F. (zaak nr. 117-2017) de klacht van de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 4 lid 1 van het Facultatief Protocol wetens niet-uitputten van nationale rechtsmiddelen.

De zaak betreft in essentie de terugkeer van een kind naar haar vader (VS) terwijl het kind bij haar moeder in Nederland verbleef. De verzoekster (de moeder) wilde niet meer met haar dochter terugkeren naar de VS. Op 22 april 2014 werd de dochter aan haar vader overdragen met het oog op een terugkeer naar de VS. De verzoekster stelt dat de regering ongelijke en genderbevooroordeelde beslissingen heeft genomen ten aanzien van haar en haar dochter. Bovendien zijn de belangen van de dochter als kind volgens de verzoekster niet in overweging genomen. Het Comité merkte op dat de verzoekster niet alle nationale rechtsmiddelen heeft aangewend om de vermeende discriminatie op grond van geslacht aan te vechten. Om die reden concludeert het Comité dat de onderhavige klacht niet-ontvankelijk was op grond van artikel 4 lid 1 van het Facultatief Protocol wegens niet-uitputten van de nationale rechtsmiddelen.

Beslissing BuPo B.P. en P.B. v. Nederland – niet-ontvankelijk

Jurisprudentie | 13 maart 2020

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Effectief rechtsmiddel (zie Rechtsmiddel) | Sociale zekerheid | Uitputting nationale rechtsmiddelen

Het Mensenrechtencomité (Comité) heeft in de zaak B.P. en P.B. (zaak nr. 2974/2017) de klacht van de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 5(2)(b) van het Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR).

De zaak betreft in essentie het vereiste van een vast woonadres om in aanmerking te kunnen komen voor sociale voorzieningen en een zorgverzekering. De verzoekers waren niet in staat om aan deze eis te voldoen, waardoor zij telkens in de problemen kwamen met hun sociale voorzieningen en zorgverzekering. De verzoekers stelden daarom dat de artikelen 2(3), 6, 7, 9, 17 en 26 van het IVBPR waren geschonden. Het Comité constateert dat de verzoekers geen verplichting hebben om de nationale rechtsmiddelen uit te putten in het geval dat er geen vooruitzicht is dat deze rechtsmiddelen zullen slagen. De omstandigheid dat er twijfel is over de effectiviteit van de rechtsmiddelen, ontslaat verzoekers niet van de verplichting om deze rechtsmiddelen aan te wenden. Het Comité concludeert dat de verzoekers niet hebben kunnen uitleggen waarom de nationale rechtsmiddelen niet beschikbaar waren of niet zouden leiden tot een effectieve oplossing van het geschil. Hierdoor oordeelt het Comité dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 5(2)(b) van het Facultatieve Protocol bij het IVBPR.

Written comments of Switzerland on the Draft Convention 2020 (proposal)

Commentaar | 12 maart 2020

Bestand: pdf - 585.4KB

Beslissing EHRM M.N. v. België - niet-ontvankelijk

Jurisprudentie | 5 maart 2020

Dossier: Individuen en groepen | Mensenrechten

Trefwoorden: Eerlijk proces | Effectief rechtsmiddel (zie Rechtsmiddel) | Foltering, verbod | Onmenselijke en vernederende behandeling, verbod (zie Foltering, verbod) | Rechtsmacht | Rechtsmacht, extra-territoriale

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in de zaak M.N. v. Belgium (zaak nr. 3599/18) de klacht van de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens het Hof alle vermeende schendingen van het Verdrag (EVRM) buiten het toepassingsbereik van het EVRM vallen.

De zaak betreft het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (artikel 3 EVRM), het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel (artikel 13 EVRM) en het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM). De verzoekers (een Syrische familie) hebben een klacht ingediend, nadat België meerdere asielaanvragen had afgewezen. Het EHRM oordeelt dat de klacht niet inhoudelijk behandeld kan worden, omdat de verzoekers niet onder de rechtsmacht van België vallen. Ten eerste bevonden de verzoekers zich niet op Belgisch grondgebied of elders waar België effectieve control uitoefende. Ook oefende de medewerkers van de Belgische ambassade geen de facto control uit over de verzoekers. Hierdoor verklaart het EHRM de klacht niet-ontvankelijk aangezien alle vermeende schendingen buiten het toepassingsbereik van het EVRM vallen.

MH17

Content Dossier / MLA | 4 maart 2020

Dossier: MH17

Vlucht MH17 van Malaysia Airlines werd op 17 juli 2014 neergehaald in het oosten van Oekraïne. Daarbij kwamen alle 298 inzittenden om het leven. Uit onderzoek is gebleken dat de crash is ...

Written comments of Spain on the Draft Convention 2020 (Spanish)

Commentaar | 1 maart 2020

Bestand: pdf - 167.5KB

Kamerbrief stand van zaken MH17

Kamerbrief | 12 februari 2020

Bestand: pdf - 48.9KB

Dossier: Staatsaansprakelijkheid | MH17

Trefwoorden: MH17 | Staatsaansprakelijkheid (zie Aansprakelijkheid, Staats-)

In de Kamerbrief wordt ingegaan op de voorbereiding van het strafproces, de internationale inbedding van het strafproces, de individuele klachtprocedure bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de staatsaansprakelijkheid.

Tweede Kamer, 2019-2020, 33997, nr. 150

Instellingsbesluit Nationale Groep Permanent Hof van Arbitrage

Overig | 31 januari 2020

Bestand: pdf - 521.1KB

Dossier: Nationale Groep van het Permanent Hof van Arbitrage

Trefwoorden: Arbitrage | Geschillenbeslechting (zie Internationale geschillenbeslechting) | Vreedzame geschillenbeslechting (zie Int. geschillenbeslechting, vreedzame)

Dit document bevat het Koninklijk Besluit dat de instelling, de samenstelling, bevoegdheden en taken van de Nederlandse Nationale Groep bij het Permanent Hof van Arbitrage regelt.

Kabinetsaanpak Klimaatbeleid naar aanleiding van het arrest Urgenda

Kamerbrief | 31 januari 2020

Bestand: pdf - 106.2KB

Dossier: Doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde

Trefwoorden: Doorwerking internationaal recht (zie Verdragen, rechtstreekse werking) | Mensenrechten, directe werking

In deze Kamerbrief geeft de regering een nadere reactie op het Urgenda-arrest van de Hoge Raad. Ingegaan wordt op de inhoud van het arrest en de vervolgstappen. Ook is in de brief vermeld dat zal worden bezien of het Urgenda-arrest een bredere betekenis heeft. 

Kamerbrief (Tweede-Kamer 2019-2020, 32813, 445)

Zie ook arrest Hoge Raad inzake Urgenda