Het Mensenrechtencomité (Comité) heeft in de zaak D.Z. (zaak nr. 2918/2016) geoordeeld dat Nederland artikel 24 lid 3 alleen en in samenhang met artikel 2 lid 3 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) heeft geschonden.
De zaak betreft het recht van een minderjarige op het verwerven van een nationaliteit (artikel 24 IVBPR) en het recht op een effectief rechtsmiddel (artikel 2 lid 3 IVBPR). De verzoeker stelt dat deze rechten zijn geschonden, omdat hij geen reële mogelijkheid heeft om een nationaliteit te verkrijgen. De verzoeker stelt dat de bescherming tegen statusloosheid onvoldoende is, omdat (i) er geen procedure is voor het vaststellen van statenloosheid en (ii) dat er geen andere maatregelen zijn ter voorkoming en vermindering van statusloosheid bij kinderen. Het Comité overweegt dat artikel 24 IVBPR ieder kind recht geeft op speciale beschermingsmaatregelen vanwege zijn minderjarigheid, waarbij het belang van het kind het uitgangspunt behoort te zijn. Het Comité wijst erop dat staten verplicht zijn om alle passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat elk kind een nationaliteit heeft wanneer het wordt geboren. Het Comité concludeert dat, op basis van de feiten, artikel 24 lid 3 IVBPR alleen en in samenhang met artikel 2 lid 3 IVBPR zijn geschonden.
In deze Kamerbrief is vermeld dat de Russische Federatie de onderhandelingen over staatsaansprakelijkheid met Nederland en Australië over het neerhalen van vlucht MH17 eenzijdig heeft opzegd.
Tweede Kamer, 2020-2021, 33997, nr. 154
Toont 81 - 90 van 460 resultaten.